Translate

dinsdag 28 december 2010

De identiteit van een schaatsfan oftwel ode aan TImmer

Ergens in de jaren negentig ging mijn broer in Heerenveen werken en wonen. Heerenveen, dat was en is het mekka van het schaatsen. De enige plaats in het land waar een zouttekort terecht is. En wonen en werken  in Heerenveen betekende kaartjes voor Thialf, dat ik ergens in die jaren voor het eerst betrad.

Het schaatsen volg ik sinds 1980, maar toen nog als puber op de bank. Niet de Olympische spelen met Eric Heiden maar het wereldkampioenschap van Hilbert_van_der_Duim is mijn eerste herinnering. De heroïsche strijd in de sneeuw. Van der Duim, wiens rondje te weinig me altijd bijgebleven is, zittend op de bank, de rondetijden noterend. Schaatsen in de jaren '80, in de sneeuw en in mijn beleving was er elk WK weer een onbekende Rus die in de afsluitende 10 km toch nog de winst wist te pakken.

In Thialf staand werd het schaatsen pas echt een belevenis. De klapschaatsen op het ijs tikkend, de billen van Shimizu die net boven de boarding uitsteken. De ongelooflijke snelheid. Een aantal jaren lang was ik bij elke wedstrijd, worldcup, EK of WK in Thialf te vinden. Al werd het minder. Vooral toen ergens rond 2000 een jongen op gesponsord kaartje en met een Deloittemuts op zijn hoofd me op zondag tijdens de afsluitende vijf kilometer bij de dames vroeg: "Hoeveel ritten moeten die wijven nog". Het einde van het schaatsrespect.

Vandaag heeft Marianne Timmer haar afscheid aangekondigd. Van alle Nederlandse schaatsenrijders is zij degene waar ik (en ik denk velen met mij) het meeste plezier hebben beleefd. Allereerst omdat zij het onmogelijke deed: ze won dat wat ze volgens niemand ooit zou kunnen winnen. En dat deed ze in een stijl en met een klasse die zelden op het ijs te zien is geweest. Daar kwam bij dat Marianne altijd als zichzelf overkwam als ze weer eens door een journalist ondervraagd werd over een mislukte rit. Haar gelijk bewees ze tijdens die twee Olympische spelen, waar ze drie maal goud won en tijdens het WK van 2004 toen ze als eerste Nederlandse de WK sprint wist te winnen.

De mooiste overwinning is en blijft de 1500 meter in Nagano, de klassieke afstand die eigenlijk te lang voor haar was. Ik herinner me nog dat ik die race in de auto beleefd heb, poolend op weg naar school. Bij aankomt op de parkeerplaats was het bijna half negen, de lessen gingen beginnen. Maar we luisterden naar de laatste meters van de concurrentes om zeker te weten dat Marianne echt goud had.  En hoewel ik ook met tranen in de ogen de gouden medaille van de Nederlandse volleyballers begroet heb, ben ik altijd van mening geweest dat HET sportmoment van de 20e eeuw toch niet het Olympisch volleybalgoud had moeten zijn, maar de gouden medaille van Marianne Timmer in 1998.

Marianne stopt. Op een manier die karakteristiek is voor haar. Een manier ook die past bij haar klasse en haar stijl. De stijl van de grootste schaatsenrijdster die we in dit land ooit hebben gehad. En alleen omdat ik de tijden van Ard en Keessie niet bewust heb meegemaakt, gebruik ik hier de vrouwelijke vorm. Maar in de dertig jaar dat ik het schaatsen volg, is zij voor mij de grootste Nederlander die ooit de ijzers in het ijs heeft gezet.

1 opmerking: