Translate

dinsdag 18 december 2012

21-12: De omslag in de economie

Waarschijnlijk is dit mijn laatste blog. Althans, als vrijdag de aarde vergaat. Want dat schijnt te gebeuren en dat heeft iets met Mayas en kalenders te maken. Al zijn er mensen die het allemaal maar onzin vinden, en zelfs als het al geen onzin was dan nog op zijn minst kunnen aangeven dat er iets met de telling mis is.

Het vergaan van de wereld is al vaak voorspeld. En volgens eerdere berekeningen aan de kalender van de Mayas zou dat al een jaar geleden gebeurd zijn. Altijd handig om een nieuwe berekening te maken.

Toch zal de wereld ooit vergaan. Onze zon zit, grofweg, op de helft van zijn levensduur. Maar voor de zon echt sterft, zijn er tal van veranderingen in ons zonnestelsel die het leven op aarde onmogelijk gaan maken. Mogelijk zelfs al over een miljard jaar. Dat is weliswaar niet overmorgen, maar het betekent toch dat we als aarde er nu zo'n 80% van onze tijd op hebben zitten. Zo bekeken zitten de voorspellers die het einde van de wereld in onze tijd plaatsen er niet meer dan zo'n 20% naast. Het KNMI schat de regenkans vaak slechter in.

Natuurlijk kan de aarde vrijdag vergaan. Het onheil zal dan niet van buiten komen, tenzij er een volkomen onopgemerkt zwart gat zich ineens aan de horizon toont. De kans daarop is echter niet groter dan de kans dat we een astroïde over het hoofd hebben gezien die zich met een enorme snelheid op ons stort en die een massa heeft die nog groter is dan die van zijn voorganger die onder meer de dinosaurussen uitroeide. het onheil kan natuurlijk ook van binnen zitten. Een Amerikaanse president die in een vlaag van verstandsverbijstering op een knop laat drukken, of zijn Russische tegenhanger die met wat te veel wodka op indruk wil maken op zijn nieuwste verovering. Of een Al Qaida-actie, waarbij vliegtuigen zich gecoördineerd neerstorten op alle kerncentrales in de wereld.

Ik durf wel de voorspelling te doen, dat de wereld niet vergaat vrijdag. Het zou ook geen mooi moment zijn. Het is de dag dat het salaris inclusief 13e maand betaald wordt. Een beetje zonde dus als ik daar niet van mag genieten. Maar dat de aarde niet vergaat vrijdag, wil niet zeggen dat het vergaan der aarde geen thema is. Sterker nog: binnen nu en een miljard jaar wordt het waarschijnlijk realiteit. En daarmee is het wel iets waar we rekening mee moeten blijven houden.

Een miljard jaar is lang. Als de evolutie zich doorzet, is de mens dan allang geen mens meer. De kans is bovendien groot dat van buiten af komend onheil, zoals 65 miljoen jaar geleden, de samenstelling van het leven op aarde fundamenteel beïnvloed heeft. Mogelijk zijn over een miljard jaar de heersers op aarde wel intelligente insecten die na een ramp de ruimte kregen zoals de zoogdieren die kregen na de uitroeiing van de reuzereptielen. Bovendien raakt de mens steeds meer verbonden met de techniek. Als de mens al blijft, geloof ik er niets van dat we over een paar duizend jaar nog een Iphone in de hand hebben. Die zit dan in ons hoofd.

Voorlopig wordt het eerst vrijdag de 21e. Daarna gaan we massaal kerstinkopen doen, blij dat we er nog zijn. We maken schulden, wetend dat we er over een miljard jaar toch niet meer zijn. We geven zo via de consumptie de economie een enorme boost. De werkgelegenheid gaat weer groeien, de bestedingen komen weer op peil. En we denken er even niet aan, dat we nog maar 1 miljard jaar te gaan hebben.

woensdag 12 december 2012

Een leermeester met gewone woorden

Enkele weken geleden overleed emeritus hoogleraar Wynand Wijnen. Een overlijden dat me raakte, en me meteen deed uitroepen dat hij één van de weinig mensen was, aan wie ik bij het overlijden een blog zou moeten wijden. Het heeft even geduurd. En dat is goed. Ik ben niet degene die een in memoriam moet schrijven. Meerdere mensen hebben dat gedaan, en ik heb ze gelezen, met dezelfde bewondering als ik altijd voor Wynand heb gehad.

Eind jaren '90 ontmoette ik Wynand voor het eerst. Hoogstwaarschijnlijk, al weet ik het niet zeker, was het tijdens een tweedaagse van Onderwijsadviesbureau M.A.F. Dekkers, waar ik toen werkte. Zeker weet ik dat niet meer, al weet ik wel zeker dat Wynand een graag geziene inleider was op de verschillende tweedaagsen die we daar verzorgden. Een markant man, zoals al zo vaak geschreven is. Een man met een geweldige kennis en ervaring. Maar ik herinner hem me ook als de man die met gewone woorden zijn visie op en passie voor leren en onderwijs voor een breed publiek neer wist te zetten.Een aantal van zijn uitspraken en verhalen, mag ik nog steeds graag parafraseren. Omdat ze op een eenvoudige wijze de kern raken. Een kern die in enkele verhalen zit, die - misschien lichtelijk vervormd - voor altijd in mijn geheugen staan.

Allereerst was er zijn verhaal over het ontstaan van probleem gestuurd onderwijs (PGO) in Nederland. Een ontstaan dat direct samenhing met het ontstaan van de medische faculteit in Maastricht. Een universiteit die er zou moeten komen, omdat er een tekort aan medici was in Nederland, een tekort dat, toen de geboortedatum van de universiteit dichterbij kwam, plotseling was opgelost. "Als we niet nodig zijn voor de kwantiteit, dan zijn we wel nodig voor de kwaliteit", zo vatte Wynand de strategie die vanuit Maastricht erop volgde, samen. Die kwaliteit zou eruit bestaan, dat "aan het einde van het eerste studiejaar, alle studenten door ten minste enkele stafleden, gekend zouden worden." En zo ontstond het Maastrichtse PGO. Geen verhaal met onderwijskundige hoogstandjes, geen ingewikkeld verhaal over leerprocessen. Nee, een verhaal dat de kern raakt voor wat voor mij nog steeds het allerbelangrijkste is in onderwijs: de docent en de student moeten elkaar kennen. En dat belang vatte Wynand voor mij altijd samen, in zijn opmerking: "elke docent heeft zijn eigen handleiding. Het is alleen jammer dat studenten die nooit uitgereikt krijgen."

Die band zat hem ook in het tweede verhaal dat Wynand altijd weer aanhaalde. Het verhaal over leerlingen die niets doen op school, die zitten te consumeren, wat heel iets anders is dan leren in de klas, en die dan, de avond voor de toets, stevig de boeken in duiken. "Dan gaan ze leren", zei Wynand dan. "En net op het moment, dat de leerlingen gaan leren, is de docent er niet bij."


Ook het belang van geïntegreerd, vakoverschrijdend onderwijs, wist Wynand met een prachtige uitspraak duidelijk te maken. De wereld staat immers vol van problemen, waarop één enkel vakgebied alleen niet de oplossing kan bieden. De dokter, de ingenieur en de bedrijfseconoom zullen allemaal om de problemen en vraagstukken waarmee zij geconfronteerd worden op te kunnen lossen, kennis en vaardigheden uit verschillende disciplines moeten integreren. Ik zie me nog zitten in de zaal als Wynand dat pleidooi begon, mijn ogen gesloten en genietend van wat komen ging. De discussie, vanuit de zaal, over hoe moeilijk dat niet was. Het pleidooi voor vakgericht onderwijs, omdat het integreren van vakken zo complex was. Wetend dat hij, na enkele minuten, met de uitsmijter komen zou. "Juist. Dat integreren is moeilijk. Dat is het allermoeilijkste. En dat allermoeilijkste, laten wij aan de studenten over."

Maar bovenal was Wynand voor mij de leermeester over toetsen. En vooral over de andere manier, waarop we naar toetsen moeten kijken. Voor mij was hij een held, in de traditie van De Groot. Daarover is veel, heel veel geschreven. Over voortgangstoetsen, relatieve normeringen, en de hordeloop van piekmomenten in het reproduceren van kennis, die de studie was. Het allerbest was Wynand voor mij altijd als de discussie begon over wat je wel of niet met meerkeuze meten kon. En nadat hij een deelnemer uit de zaal de gelegenheid had gegeven om uitgebreid uit te leggen dat je met meerkeuze geen hogere denkprocessen toetsen kon, de vraag stelde of de deelnemer getrouwd was en of daar dan wel een ingewikkeld denkproces aan vooraf was gegaan. Het jawoord in de trouwzaal, als bewijs dat een schijnbare ja/nee-vraag wel degelijk een complex denkproces kan aftoetsen.

Met gewone woorden wist Wynand duidelijk te maken waar we het onderwijs kunnen verbeteren. De gewone woorden van een man uit de Peel. De gewone woorden die ik nooit vergeten zal, omdat ze de kracht hebben dat enkel het gewone woord heeft.

In 1999 verscheen deze mooie levensloopbeschrijving: http://home.kpn.nl/alchemilab/alchemie/SHV_GelijkWW.htm
Gerelateerd over toetsing: http://jurroencluitmans.blogspot.nl/2011/11/toets-der-kritiek.html


maandag 3 december 2012

Jeugdvoetbal

Het begint op zaterdagochtend. Vroeg. Rond half negen verzamelen de eerste ouders zich langs het veld om hun 6-jarige kinderen aan te moedigen. Eigenlijk is het te vroeg en voor de kinderen zeker in de winter te koud. Maar om de een of andere reden vinden veel clubs het belangrijk dat voor het middaguur de parkeerplaats leeg is.

Een groot deel van de ouders moedigt hun kleintjes enthousiast aan. Maar bijna wekelijks zien en vooral horen we ouders die te ver gaan. De zichzelf stoer vindende papa die zelf niet verder kwam dan het zevende, maar die in zijn zoon toch echt de nieuwe spits van zijn favoriete BVO ziet. De mama die van voetbal net zo veel verstand heeft als haar man, en van hem - zittend achter de tv - geleerd heeft dat schelden op de scheids het belangrijkste is bij voetbal.

Aanmoedigen is prima, maar telkens weer worden grenzen overschreden. Een scheidsrechter van een jaar of dertien, een enthousiaste jeugdspeler, wiens huid wordt volgescholden door ouders. Een team van E-tjes dat door oudere broers tot schoppen wordt aangezet. Trainers die er aan meewerken door gerust te oude spelers op te stellen voor de winst.  (Tactisch briljant: speel met E-tjes tegen een F)

De KNVB spreekt over een incident. Maar is het dat wel? Ik lees commentaren van tegenstandsters van Nieuw Sloten. Commentaren die duidelijk maken dat het een exces is. Maar een exces is, beste KNVB, wat anders dan een incident. Elk weekend gaat het te ver op het veld. Het begint bij de ouders om half 9 en gaat door bij junioren en senioren. Spelers, trainers, supporters die ver over de schreef gaan.

En de KNVB? Die voert een halfzacht beleid. Bij Elistha moesten we een paar jaar geleden met de jeugdleiders verplicht een bijeenkomst volgen omdat 'supporters' bij de senioren zich misdragen hadden. Ongetwijfeld is er iets gebeurd, maar Elistha was een makkelijke prooi voor de KNVB. Bij de clubs waar echt wat aan de hand is, durven de bondsmannen niet eens binnen te komen.

De dood van de grensrechter van Buitenboys is een bijzonder trieste  dieptepunt van de misstanden in het jeugdvoetbal. Misstanden die beginnen op zaterdag om half negen, bij de F. Het wordt tijd dat we als voetbalminnend Nederland, als bestuurders en ouders die het leuk vinden dat kinderen plezier in het voetbal hebben, daadwerkelijk een daad stellen.

Iedereen kan hier zijn steentje aan bijdragen. Ouders kunnen elkaar aanspreken. Bij de oudere jeugd moeten ouders weer langs de kant staan, om hun eigen kinderen aan te spreken. Trainers moeten, in overleg met het de wedstrijdcoordinator  (een verantwoordelijk bestuurslid voor de gang van zaken op de wedstrijddag - wie was dat eigenlijk bij Buitenboys en waarom heeft hij niet opgetreden) van het veld aflopen als het te ver gaat. De gemeenten moeten stoppen met clubs de hand boven het hoofd houden, omdat ze het wel makkelijk vinden dat er in probleemwijken nog een voetbalclub zit en de KNVB moet lastige verenigingen echt aanpakken.

Maar de KNVB moet nog iets anders doen. In cursussen die ze bijvoorbeeld aan jeugdkader geeft, wordt aangegeven dat het bij de jeugd gaat om ontwikkeling en plezier. Niet om winnen of kampioenschap. Maar door ranglijsten die dagelijks via internet ververst worden, promotie- degradatieregelingen etc al bij  de jongste jeugd stimuleert de KNVB juist het "moeten winnen" gevoel. Wat dat betreft zou de KNVB eens een voorbeeld moeten nemen aan de kaboutercompetitie zoals een aantal verenigingen in de Betuwe al jaren heeft: geen ranglijst, en aan het einde van het seizoen, is de helft van de teams kampioen.

En ik hoop dat al die papa's en mama's die scheldend en tierend hun kind aan een overwinning proberen te helpen, eindelijk beseffen dat hun kind daar geen prof door wordt, maar eerder een moordenaar.