Translate

donderdag 18 juni 2015

In memoriam: Karel Koster

Het was eind jaren tachtig. Ik was jong en verwarde politiek nog met rebels zijn, toen ik in contact kwam met de Nijmeegse "afdeling" van het AntiMilitarisch OnderzoeksKollektief (AMOK). Met "afdeling" uiteraard tussen de haakjes van nu, want het was een begrip dat, zeker toen, te veel aan hiërarchie deed denken. En dat paste niet bij ons. De Nijmeegse afdeling was, naar leeftijd van de AMOKkers jong, gevestigd in een roemrucht pand (De Pontanus) waar ook de kraakradiozender Rataplan gevestigd was.

De woensdagen brachten we door met het zorgvuldig knippen en archiveren van kranten en weekbladen. We waren immers een onderzoekskollektief en onderzoek moest je doen op basis van feiten. En feiten waren niet de informatie die toevallig op één plek stond, maar was de informatie die verborgen ging achter de openbaarheid. De knipsels verdwenen in mappen, waar de meeste nooit meer uit kwamen. Regelmatig schreven we wat, voor ons eigen blad AMOK, of voor andere bladen, zoals het Nijmeegse actieblad Lekker Fris. Sommige knipsels kwamen dan weer van pas.

Na een tijdje kwam ik ook in contact met de mensen van AMOK-Utrecht. Mensen die anders leken, op het eerste gezicht, dan de Nijmeegse AMOKkers. Gemiddeld wat ouder, schijnbaar wat minder activistisch, wat gedegener in hun onderzoek. En vooral in de feiten. Zoals we in Nijmegen wel eens zeiden: "In Utrecht weten ze beter over welke wapens defensie precies beschikt, dan het ministerie zelf." Ook de visie verschilde. Daar waar Nijmegen met zijn wortels in de kraakbeweging wat anarchistischer was, zat Utrecht wat meer op de lijn van de veranderingen van binnen uit. De "witte BVD" tegenover de totaal- en dienstweigeraars. Al was de scheidslijn niet zo zwart-wit als ik hem nu neerzet.

Karel Koster was één van de drijvende krachten achter AMOK-Utrecht en achter het blad. Een man waar ik meteen respect voor had toen ik hem voor de eerste keer ontmoette. Karel wist veel, koos zijn formuleringen zorgvuldig en zocht altijd naar de feiten die zijn betoog konden onderbouwen. Sterker nog, als die feiten ontbraken, was er geen betoog. Althans niet van hem.

Ik heb veel van Karel geleerd. Vooral dat je ergens wel tegen kunt zijn, maar dat als je anderen wilt overtuigen je niet zonder de feiten kunt. En dat je die feiten misschien ook wel nodig hebt, om in je eigen overtuiging te blijven geloven. Ik heb geleerd dat je met rustig debatteren verder kan komen dan met hard schreeuwen. Maar vooral heb ik van Karel geleerd dat je je altijd de vraag moet blijven stellen of het wel klopt.

Vannacht is Karel overleden. Ik heb hem ruim twintig jaar niet gezien of gesproken, maar er zijn mensen die een indruk voor je leven bij je achterlaten. Karel was er daar één van. Ik ben dankbaar dat ik hem heb mogen kennen, dat ik zijn geschriften heb mogen lezen en dat hij een deel van zijn enorme kennis voor mij heeft ontsloten. En ik ben niet zo van de "moge hij" uitspraken, maar als er iemand is wie in "rusten in vrede" toewens, dan is het Karel wel. De vrede waar hij zijn hele leven lang voor gevochten heeft.


zaterdag 13 juni 2015

Help de beroepsproducten het onderwijs uit

Beroepsproducten. Sinds het boek "Aan de slag met competenties" schrijf ik er zelden meer over. En als ik er dan een keer een woord aan wijdt, dan is het niet altijd even positief.

Al een paar jaar geleden pleitte ik voor het afschaffen van het begrip. Helaas heeft die oproep nog steeds geen gehoor gevonden. Ook in allerlei onderwijs- en examenregelingen van het komende studiejaar, in allerlei studiehandleidingen en blokboeken, komen we het begrip tegen.

Toen ik rond 2000 het begrip beschreef in het bovengenoemde boek, leek de wereld nog stabiel. Het begrip beroepsproduct stond voor hetgeen wij studenten zouden moeten leren, namelijk een goed of dienst te leveren. Maar dan wel een goed of een dienst waarvan we, bij het ontwerpen van de opleiding, al zouden weten dat studenten die zouden moeten kunnen opleveren in hun latere werk.

Het begrip veronderstelt dat wij vandaag de dag weten, als we een curriculum ontwerpen, wat afgestudeerden over een jaar of vijf in hun werk gaan doen. En soms weten we dat ook. Over vijf jaar zullen er ongetwijfeld nog aangiftes omzetbelasting, inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting ingevuld worden. Dergelijke beroepsproducten zullen er misschien qua vormgeving heel anders uitzien, maar ze zullen voorlopig nog wel blijven bestaan.

Van heel veel andere beroepsproducten is het toekomstige bestaan echter veel minder zeker. Met name de technologische ontwikkeling is hier debet aan. Niet alleen de vorm zal veranderen, maar ook het product zelf. Neem de jaarrekening die een dashboard wordt, of het autostuur dat in de robotauto niet meer nodig is.

Als we studenten willen voorbereiden op de toekomst, die vol met vernieuwing zit, dan zijn de beroepsproducten van gisteren veelal niet meer bruikbaar. Want tegen de tijd dat studenten op de arbeidsmarkt komen, zijn die producten door andere vervangen. En tegen de tijd dat de student zijn eerste werkzame lustrum viert, zijn ook die nieuwe beroepsproducten hopeloos verouderd.

Beroepsproducten verwijzen naar het verleden, vanuit de gedachte dat het verleden iets zegt over heden en toekomst. Maar dat is steeds minder het geval, als het nog het geval is. En daarom moeten we stoppen met studenten leren beroepsproducten te ontwerpen, behalve daar waar we er daadwerkelijk van overtuigd kunnen zijn dat die beroepsproducten ook over 10 of 15 jaar nog bestaan.

Studenten moeten worden voorbereid op de toekomst. Beroepsproducten, als een soort gestold verleden, bereiden daar steeds minder op voor.