Translate

dinsdag 25 augustus 2015

Limburg bestaat niet (meer)

Volgens mijn omgeving kom ik uit Limburg. Sterker nog, dat is mij van jongs af aan verteld. En steeds meer mensen geloven het ook. Zo zingt Rowwen Heze dat het een kwestie van geduld is dat "Heel Holland Limburgs lult" en heeft Gé Reinders het over een "Stjomme Limburger mit ein zachte G". Er is zelfs een Regionale Omroep met Limburg in zijn naam (die in de goede oude tijd gewoon ROZ heette, de Regionale Omroep Zuid) en tegen de Duits-Belgische grens aan praten ze al jaren over een FC Limburg.

Het echte Limburg begon ooit onder Maastricht. Het schijnt dat Teuven, net onder de grens, het enige gehucht is dat nu nog bij (Belgisch) Limburg hoort en oorspronkelijk Limburgs is. Maar in de Europese scheiding na de Napoleontische tijd wilde de bezitterige voorvader van Willem-Alexender de titel "hertog van Limburg" niet kwijt en noemde hij een gebied, dat voorheen Gelders, Brabants of Luiks was, "Limburg". Het nieuwe "hertogdom Limburg", deel van Nederland maar wel lid van de Duitse Bond tot ongeveer 150 jaar geleden.

Dat leerden we niet op school, net zo min als dat we leerden dat een kleine honderd jaar geleden onze grootouders nog demonstreerden voor aansluiting bij België, na de Eerste Wereldoorlog. Net zo min als dat we meekregen dat Maastricht de hoofdstad werd omdat het als garnizoensstad altijd op de hand van het Oranje Holland was gebleven.

Het is opmerkelijk hoe in minder dan 200 jaar het collectieve geheugen kan veranderen. Vraag een Limburger naar de geschiedenis van van grondgebied, en hij zal vertellen dat zijn verre voorouders al Limburgers waren. Terwijl zij het glas hieven op Hertog Jan van Brabant (in Arcen) of op de Hertog van Gelder zoals in het Venlose carnavalsliedje. En ook zuidelijker, op enkele gebieden na was het huidige Limburg gewoon onderdeel van wat elke Limburger tegenwoordig als "Holland" ziet.

En toch, toch voel ik me ergens Limburger. Al is het maar door mijn zachte G. En dat is ook precies wat Limburgers, door de geschiedenis heen, verbindt. De eigen taal, in zijn talloze dialecten. Want uiteindelijk zijn de woorden waarin we elkaar begrijpen, meer dan de naam die de grond heeft gekregen, de werkelijke band.


donderdag 18 juni 2015

In memoriam: Karel Koster

Het was eind jaren tachtig. Ik was jong en verwarde politiek nog met rebels zijn, toen ik in contact kwam met de Nijmeegse "afdeling" van het AntiMilitarisch OnderzoeksKollektief (AMOK). Met "afdeling" uiteraard tussen de haakjes van nu, want het was een begrip dat, zeker toen, te veel aan hiërarchie deed denken. En dat paste niet bij ons. De Nijmeegse afdeling was, naar leeftijd van de AMOKkers jong, gevestigd in een roemrucht pand (De Pontanus) waar ook de kraakradiozender Rataplan gevestigd was.

De woensdagen brachten we door met het zorgvuldig knippen en archiveren van kranten en weekbladen. We waren immers een onderzoekskollektief en onderzoek moest je doen op basis van feiten. En feiten waren niet de informatie die toevallig op één plek stond, maar was de informatie die verborgen ging achter de openbaarheid. De knipsels verdwenen in mappen, waar de meeste nooit meer uit kwamen. Regelmatig schreven we wat, voor ons eigen blad AMOK, of voor andere bladen, zoals het Nijmeegse actieblad Lekker Fris. Sommige knipsels kwamen dan weer van pas.

Na een tijdje kwam ik ook in contact met de mensen van AMOK-Utrecht. Mensen die anders leken, op het eerste gezicht, dan de Nijmeegse AMOKkers. Gemiddeld wat ouder, schijnbaar wat minder activistisch, wat gedegener in hun onderzoek. En vooral in de feiten. Zoals we in Nijmegen wel eens zeiden: "In Utrecht weten ze beter over welke wapens defensie precies beschikt, dan het ministerie zelf." Ook de visie verschilde. Daar waar Nijmegen met zijn wortels in de kraakbeweging wat anarchistischer was, zat Utrecht wat meer op de lijn van de veranderingen van binnen uit. De "witte BVD" tegenover de totaal- en dienstweigeraars. Al was de scheidslijn niet zo zwart-wit als ik hem nu neerzet.

Karel Koster was één van de drijvende krachten achter AMOK-Utrecht en achter het blad. Een man waar ik meteen respect voor had toen ik hem voor de eerste keer ontmoette. Karel wist veel, koos zijn formuleringen zorgvuldig en zocht altijd naar de feiten die zijn betoog konden onderbouwen. Sterker nog, als die feiten ontbraken, was er geen betoog. Althans niet van hem.

Ik heb veel van Karel geleerd. Vooral dat je ergens wel tegen kunt zijn, maar dat als je anderen wilt overtuigen je niet zonder de feiten kunt. En dat je die feiten misschien ook wel nodig hebt, om in je eigen overtuiging te blijven geloven. Ik heb geleerd dat je met rustig debatteren verder kan komen dan met hard schreeuwen. Maar vooral heb ik van Karel geleerd dat je je altijd de vraag moet blijven stellen of het wel klopt.

Vannacht is Karel overleden. Ik heb hem ruim twintig jaar niet gezien of gesproken, maar er zijn mensen die een indruk voor je leven bij je achterlaten. Karel was er daar één van. Ik ben dankbaar dat ik hem heb mogen kennen, dat ik zijn geschriften heb mogen lezen en dat hij een deel van zijn enorme kennis voor mij heeft ontsloten. En ik ben niet zo van de "moge hij" uitspraken, maar als er iemand is wie in "rusten in vrede" toewens, dan is het Karel wel. De vrede waar hij zijn hele leven lang voor gevochten heeft.


zaterdag 13 juni 2015

Help de beroepsproducten het onderwijs uit

Beroepsproducten. Sinds het boek "Aan de slag met competenties" schrijf ik er zelden meer over. En als ik er dan een keer een woord aan wijdt, dan is het niet altijd even positief.

Al een paar jaar geleden pleitte ik voor het afschaffen van het begrip. Helaas heeft die oproep nog steeds geen gehoor gevonden. Ook in allerlei onderwijs- en examenregelingen van het komende studiejaar, in allerlei studiehandleidingen en blokboeken, komen we het begrip tegen.

Toen ik rond 2000 het begrip beschreef in het bovengenoemde boek, leek de wereld nog stabiel. Het begrip beroepsproduct stond voor hetgeen wij studenten zouden moeten leren, namelijk een goed of dienst te leveren. Maar dan wel een goed of een dienst waarvan we, bij het ontwerpen van de opleiding, al zouden weten dat studenten die zouden moeten kunnen opleveren in hun latere werk.

Het begrip veronderstelt dat wij vandaag de dag weten, als we een curriculum ontwerpen, wat afgestudeerden over een jaar of vijf in hun werk gaan doen. En soms weten we dat ook. Over vijf jaar zullen er ongetwijfeld nog aangiftes omzetbelasting, inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting ingevuld worden. Dergelijke beroepsproducten zullen er misschien qua vormgeving heel anders uitzien, maar ze zullen voorlopig nog wel blijven bestaan.

Van heel veel andere beroepsproducten is het toekomstige bestaan echter veel minder zeker. Met name de technologische ontwikkeling is hier debet aan. Niet alleen de vorm zal veranderen, maar ook het product zelf. Neem de jaarrekening die een dashboard wordt, of het autostuur dat in de robotauto niet meer nodig is.

Als we studenten willen voorbereiden op de toekomst, die vol met vernieuwing zit, dan zijn de beroepsproducten van gisteren veelal niet meer bruikbaar. Want tegen de tijd dat studenten op de arbeidsmarkt komen, zijn die producten door andere vervangen. En tegen de tijd dat de student zijn eerste werkzame lustrum viert, zijn ook die nieuwe beroepsproducten hopeloos verouderd.

Beroepsproducten verwijzen naar het verleden, vanuit de gedachte dat het verleden iets zegt over heden en toekomst. Maar dat is steeds minder het geval, als het nog het geval is. En daarom moeten we stoppen met studenten leren beroepsproducten te ontwerpen, behalve daar waar we er daadwerkelijk van overtuigd kunnen zijn dat die beroepsproducten ook over 10 of 15 jaar nog bestaan.

Studenten moeten worden voorbereid op de toekomst. Beroepsproducten, als een soort gestold verleden, bereiden daar steeds minder op voor.

donderdag 30 april 2015

Spruiten

Mijn ouders maakte zich vroeger dag in dag uit zorgen. Waar was ik, wat deed ik, wat deed ik niet en had ik mijn haren wel gekamd? Ze wisten het lekker niet en op bepaalde momenten maakte ik daar dankbaar gebruik van. Zolang mijn zakgeld voldoende was om mijn, overigens beperkte, behoeften te financieren, hoefden zij niet te weten wat ik deed.

Dat is, nu ik zelf ouder ben, een stuk makkelijk.

Dat mijn jongste citroensap drinkt (waar overigens zijn verdere nuttiging van plantaardige producten beperkt is tot granen, bij voorkeur in koekvorm, aardbeien en een vingernagel sla per dag), zie ik gewoon op Youtube. Hij trekt er weliswaar een enigszins zuur gezicht bij, maar volgens mij is dat meer voor de show dan omdat hij het echt vies vindt. Als groente- en fruithater viel hij aardig door de mand.

En als er 's avonds onverstaanbaar gepraat klinkt uit de voorkamer, hoef ik me ook niet druk te maken dat hij met verkeerde mensen aan het chatten is. Gewoon even Twitch aanzetten op zijn kanaal, en ik kan woord voor woord volgen wat hij doet.


Jammer voor al die privédectives die aan bezorgde ouders hun diensten verkopen om te achterhalen wat hun kroost doet. En niks meer afgeschermde twitter- en instagramaccounts waar je als ouders niet bij mag. De nieuwste jeugd gaat public en laat de wereld hun kunsten zien. Ouders hoeven zich niet meer druk te maken over hun spruiten. Hun eigen spruiten dan, want gegeten worden ze nog steeds niet.


woensdag 25 februari 2015

Een dag uit het leven van een HAN-student

26 februari 2016

Ondanks het slechte weer bereik ik op tijd de parkeerplaats aan de Ruitenberglaan, die om 8.45 op vrijdag gevulder is dan de parkeerplaats op kantoor. Logisch, want een beetje accountant in wording is op vrijdag niet op zijn werk, maar bezig om zichzelf verder te ontwikkelen. En hoewel ik mezelf vanmorgen een beetje voor gek verklaarde dat ik na een overvolle werkweek waarin ik in vier dagen meer uren maakte dan de gemiddelde Nederlander in vijf, heb ik er zin in. Het programma van vandaag sluit prima aan bij wat ik op dit moment aan het doen ben: Vennootschapsbelasting en het samenstellen van jaarrekeningen. Vooral de verschillen tussen de commerciële en fiscale jaarrekening bezorgen me af en toe hoofdbrekens. Hopelijk levert deze dag nieuwe inzichten op.

Bij het koffiezetapparaat ontmoet ik mijn medestudenten en uiteraard de docenten Fiscaal Recht, die er altijd als eerste zijn. Met mijn medestudenten klaag ik even een kwartiertje over de werkdruk, ik ben niet de enige die er last van heeft, alvorens we richting het lokaal gaan. We beginnen met ons digitale kwartiertje: Vijftien meerkeuzevragen over de stof die we bestudeerd hebben, en even een korte enquête over het aantal uren dat ik deze week aan de studie besteed heb en hoe ik het lesmateriaal ervaren heb. De resultaten van de klas verschijnen op het bord.

Eerst bespreken we even de studieuren. Het is wel schrikken om de grafiek op het bord te zien. Gemiddeld hebben we vier uur aan het vak besteed, waar zes de norm is. Enkele medeklasgenoten komen niet verder dan twee uur. Zelf dit ik met vier nog op het gemiddelde. Het is fijn om te merken dat de docenten allebei prima weten hoe de praktijk eruit ziet. Ze snappen dat de werkdruk in deze maand zo hoog is, dat de studie er wel eens bij in wil schieten, en wijzen ons er vooral op dat we twee maanden geleden nog een stuk hoger zaten. En ze steken niet het vingertje op, maar vragen ons of we denken dat we in de problemen komen. We hebben even een gesprek over hoe we dit op het werk kunnen bespreekbaar kunnen maken, om te voorkomen dat onze studie er onder gaat lijden. Ik merk dat een paar medestudenten daar echt iets aan hebben. Voor mezelf is dat wat minder relevant, ik weet dat ik het dit weekend wel in zal halen.

Vervolgens wordt ons oordeel over het lesmateriaal besproken. We zijn er wat negatiever over dan normaal, vooral omdat we vonden dat een onderdeel wat onduidelijk in het boek staat en ook de digitale ondersteuning te wensen over laat. "Laten we eens kijken of dat klopt met de zelftoets", zegt een van de docenten. De resultaten van de vijftien meerkeuzevragen verschijnen op het bord. En inderdaad, bij het onderwerp waar we kritiek hadden op het lesmateriaal, wringt hem de schoen.

Hoewel we al flink bezig zijn, gaat de les dan pas echt beginnen, voor mijn gevoel. Ik merk dat ik nog steeds denk dat ik pas echt wat leer als de docent aan het woord is, hoewel ik elke week ervaar dat juist het nadenken over mijn ervaring mij echt verder brengt. Aan de hand van de scores van ons op de zelftest, behandelen de docenten de stof. Ze staan hierbij vooral stil bij de onderwerpen die wij lastig vonden. Ik vind het knap hoe flexibel de docenten met zijn tweeën les kunnen geven: niet het vooraf ingestudeerde lesje afdraaien, of nog erger, voorlezen uit andermans werk, maar precies de puntjes op de i zetten bij de lastige onderdelen.

Na drie kwartier heb ik het gevoel dat ik de stof echt beheerst, en is het tijd voor een tweede kop koffie. Daarna gaan we in werkgroepjes uit elkaar om de casus te bespreken die we uitgewerkt hebben. Ik merk dat één van mijn vaste groepsgenoten zich eigenlijk niet heeft voorbereid en spreek haar daar op aan. Ze verontschuldigd zich: "het was zo druk op het werk." Daar hebben we begrip voor, maar we vinden het ook geen argument. We hebben het immers allemaal druk gehad, maar de meeste van ons zijn er toch in geslaagd om zich voldoende voor te bereiden. Gelukkig belooft onze medestudente beterschap. We zullen haar er de volgende week aan houden, en anders moet ze maar taart meenemen voor ons en zelf in een hoekje zitten om het alleen te doen, zo spreken we af.
Tijdens de bespreking komen de docenten er bij zitten, luisteren en discussieren mee. Al te lang blijven ze niet, ze wisselen van groepje naar groepje. Na een half uurtje hebben wij onze definitieve uitwerking, die we daarna in de klas bespreken. Die bespreking gaat lekker snel, omdat de docenten niet de hele uitwerking op het bord kliederen, maar ons met een scherpe presentatie door de goede uitwerking heen leiden. In het begin was die werkwijze wel wennen, maar ondertussen gaan we er steeds makkelijker in mee. Ik noteer alleen de twee punten die we gemist hadden. De rest snap ik wel.

Na nog een kop koffie beginnen we aan het laatste van de vier uur. Dat vind ik zelf altijd het interessantste. Tot een dag voor de les kunnen we onderwerpen aandragen die te maken hebben met de stof waar we in de praktijk tegen aan lopen. Zelf had ik ook een paar vragen. De docenten hebben de vragen geordend in een viertal rubrieken, die we een voor een met elkaar doorlopen. Ik kreeg zelf in elk geval antwoord op een paar concrete vragen die ik had en mail de antwoorden even naar mijn werkmail, zodat ik er maandagochtend meteen mee aan de slag kan.

Alleen aan mijn maag merk ik dat het lunchtijd is, want het liefst was ik nog even doorgegaan. Gelukkig staat er vanmiddag nog zo'n blok op het programma. De structuur is hetzelfde, alleen gaan we het nu over de jaarrekening hebben.


dinsdag 10 februari 2015

Eindtermen en het kinderboek

Het was een gedenkwaardige dag. Na acht jaar van relatieve stilstand, namen we als Commissie Onderhoud Eindtermen afscheid, met een laatste vergadering en een - uiteraard uitstekend verzorgd - etentje. Want daar waar het veld riep om vernieuwing en verandering, bleef de Commissie Onderhoud verantwoordelijk. Maar onderhoud impliceert géén vernieuwing. Onderhoud impliceert en binnen de ruimte die er is, er maar het beste van maken. Onderhoud is de muren weer een verflikje geven, zonder ze te verplaatsen. Onderhoud, bouwkundig gezien is dat toch de minst aantrekkelijke uitdaging. Verbouw of nieuwbouw doet het hart van de architect, de aannemer, de metselaar en de timmerman sneller slaan. Maar onderhoud is meer iets voor de klusjesman, die met kwast en schroevendraaier het bestaande zoveel mogelijk in stand houdt.

Dat de accountantsopleiding geen onderhoud maar nieuwbouw nodig heeft, hebben vele andere met mij de afgelopen jaren op diverse plekken betoogd. Recentelijk, tijdens de lancering van Accountancy Vanmorgen, pleitte ik nog voor een beginnershouding. Zoals Einstein ooit tot een van de grootste ontdekkingen uit de geschiedenis van de natuurkunde kwam door te stellen: "er is geen ether", zo zouden de nieuwe eindtermen vanuit zo'n beginnershouding opgesteld moeten worden.

Gisteren kreeg ik het teken dat de Commissie Eindtermen Accountantsopleiding het met me eens is. Hoe anders kan ik verklaren dat ik dit boek kreeg, als dank voor mijn lidmaatschap. En niet alleen ik, alle commissieleden die jarenlang onderhoud hebben gepleegd, ontvingen "Wonderland" als dank. De wereld van het kinderboek. Onbelast beginnen op weg naar een nieuwe toekomst.

zondag 25 januari 2015

Ode aan Winschoten

Een tweetup. In den beginne waren dat bijeenkomsten die op korte termijn georganiseerd werden en plaatsvonden. "Sneeuwballen gooien over een half uur op de Grote Markt." Zoiets. Inmiddels heeft ook een andere variant van de tweetup zijn intrede gedaan. Een langer van tevoren geplande ontmoeting tussen mensen die elkaar via Twitter kennen. Waar de eerste tweetup een rebels imago heeft, heeft de tweede een beeld van bier en seks. Een tweetup die eindigt met de helft van de aanwezigen in een hotelbed, niet wetend wie hun partner is, en de andere helft in de politiecel die vakkundig wordt ondergekotst. Maar is dat wel zo? Is de nieuwe tweetup inderdaad het Sodom en Gomorra van de sociale media? Ik wist dat er maar één manier was om daar achter te komen. Ik zou mij begeven naar de meest beruchte, jaarlijkse, tweetup die dit land kent. Die van Winschoten. Een verslag.

Winschoten. Voor vrijwel elke Nederlander is Winschoten de uithoek van het land. Dat er in dat gebied aardbevingen plaats vinden, deert dan ook weinigen. Winschoten klinkt bijna net zo ver als Centraal Afrika en de eerlijkheid gebied ook te zeggen, dat het bijna zo ver is. In elk geval voor de mooie dame uit het zuiden van Limburg die ik op het station in Groningen ontmoette en toen al een reis van ruim vier uur achter de rug had.

De dame was klein van stuk en zelfs haar hoge hakken deden haar hoofd niet verder reiken dan de buik van de Amsterdammer die in haar gezelschap was. Dat een Amsterdammer en een Zuid-Limburger in dezelfde trein zitten, op weg naar iets in Nederland, geeft al aan in wat voor een uithoek Winschoten zich bevindt. Ik herkende haar meteen en na enig denken wist ik ook wie de Amsterdammer was. Niet alleen in uiterlijk verenigden zich twee werelden, ook in de woorden die ik van hen op twitter gelezen had.

De reis van Groningen naar Winschoten maakten we gezamenlijk, in een trein die uiteindelijk zijn rit zou eindigen in het Duitse Bad Nieuweschans en onderwijl illustere plaatsen als Kropswolde, Zuidbroek en Scheemda zou aandoen. Alleen al die namen maakten duidelijk dat ik inderdaad op weg moest zijn naar een tweetup die alle denkbare vunzigheid voorbij ging. Ik stelde me al voor hoe het zou zijn als de Limburgse dame niet meer zou dragen dan haar hoge hakjes terwijl ze haar hoofd begroef in het reusachtige lichaam van de Amsterdammer.

Aangekomen op station Winschoten, zagen we het hotel aan de overkant van de straat meteen liggen. Voor de deur stond een rokende menigte die ons enthousiast begroette. Althans, mijn twee medereizigers van het laatste uur, want mij kende uiteraard niemand. Een vrouw die qua schoonheid niet onderdeed voor de Limburgse dame, maar wel iets langer was, kwam enthousiast naar me toe. Ternauwernood wist ik haar kussen op mijn wangen te ontwijken. "Niet zoenen", riep ik bijna in paniek. Ik had het zoenverbod op twitter weliswaar nadrukkelijk neergezet, maar deze dame volgde mij niet en ik kon het haar niet kwalijk nemen.

Binnen zaten de niet-rokers van het twittergezelschap al te wachten op de bestelde kip, die later in diverse varianten opgediend zou worden. "Kip-Eieren-Potentie" dacht ik bij mezelf. Het leek me dan ook logisch voedsel. Ik werd bijzonder vriendelijk begroet, niet alleen door de dames maar ook door heren die mij toch wel bijzonder heteroseksueel voorkwamen. Dat laatste verbaasde mij enigszins.

Slechts 30 euro, inclusief ontbijt, kostte de kamer. Ik begreep het signaal. Voor een kamer van die prijs zou ik in de nacht een dronken man in bed krijgen die, hij niet meer wetend wat het anatomische verschil tussen man en vrouw is, zou moeten bevredigen. Maar toen ik zei dat ik een kamer voor mezelf wou, zonder ongewenst nachtelijk bezoek en bereid was om daarvoor de normale prijs te betalen, keek de receptioniste me verbaasd aan. 30 euro was de normale prijs, zei ze. Ik begreep de weigering, keek haar aan en dacht: "als jij dan degene bent die vannacht in mijn bed komt liggen, dan kan ik ermee akkoord gaan."

Nadat ik toegekeken had hoe de kippen verorberd werden, waarbij het me opviel dat alle aanwezigen gewoon met mes en vork aten, was het tijd om ons te begeven naar de kroeg waar de tweetup daadwerkelijk plaats zou vinden. Het was slechts enkele minuten lopen. Na binnenkomst zag ik rechts meteen een rokersruimte, die gevulder was dan de rest van de kroeg, maar nergens kluisjes voor kleding. En tot mijn grote verbazing liep iedereen gekleed door naar achteren, waar het voor ons gereserveerde zaaltje was. "Blijkbaar gaan de kleren hier pas later uit", concludeerde ik.

In de rokersruimte stond één van de twee organisatoren van de tweetup. Ik herkende hem meteen aan zijn Supermanshirt. We gaven elkaar een hand, omhelsden elkaar maar tot mijn verbazing voelde ik geen seksuele opwinding in onze aanraking. Met organisator nummer twee had ik dat even later ook al niet. En niet alleen ik had het niet, ook bij alle anderen leek er eerder sprake van een liefdevolle begroeting dan van een die duidelijk richting of het bed of de politiecel wees.

De ruimte waar de tweetup plaats zou vinden was mooi, maar stelde ook teleur. In het midden stond geen bierpomp, omgeven door grote wijnflessen waaruit je kon lurken. Integendeel. Door middel van een muntensysteem was het alcoholgebruik duidelijk gereguleerd. Ook de handdoeken en condooms, die je in het Sodom en Gomorra van het noorden toch zou verwachten, ontbraken. Ik besloot mijn vooroordelen opzij te zetten en het te ondergaan.

Er ontspon zich een feest waarbij mensen praten en dansten. Tijdens dat laatste raakten lichamen elkaar soms aan, maar ook op de dansvloer bleven de kleren aan, ook toen de tijd wegtikte. Ik raakte zelf met diverse mensen in gesprek, en telkens weer viel het me op dat er niemand was die mij vroeg of ze mij eens mocht verwennen. Evenmin kreeg ik de vraag van iemand of ik haar wilde verwennen. Het was maar goed dat ik mijn vooroordelen op zij had gezet. Anders was ik zeer onzeker geworden.

Rond half een werd het sein "deur verder" gegeven. Hehe dacht ik. Nu gaan we eindelijk naar een plek waar het echt gaat beginnen. Want hoewel het leuk was, ontbrak toch vrijwel ieder spoor van het Sodom-en-Gomorriaanse-gedachtengoed. En evenmin had ik nog iemand gezien die ik in de politiecel zag eindigen. Dat laatste dacht ik wel heel even toen een aantal enthousiast op een potitieauto afgingen. Het bleek echter dat in die auto een populaire tweep zat, die meteen hard wegreed toen hij de menigte op zich af zag komen. Geen arrestatie.

Ook in de tweede kroeg bleven de kleren aan. Deze kroeg had het duidelijke karakter van een occassion-bar. Winschotenaren van beide geslachten keurden er iedereen die binnenkwam, op zoek naar een geschikte partner voor de nacht, de ochtend en misschien nog wel de rest van het leven. Dit zou dan de plek moeten zijn! Gespannen wachtte ik af.

Drie uur later gingen we met de bijna laatsten naar het hotel. Het was een mooie avond geweest. Een avond waarin ik mensen ontmoet en gesproken heb die ik niet kende, hooguit via een paar tweets. Een avond waarop ik me zeer goed vermaakt heb. Een avond die misschien in de uithoeken in Sodom en Gomorra is geëindigd, maar waar vooral mensen waren die het prettig vonden om samen te zijn. En hoewel ik vooraf stellig zei "eens maar nooit meer" denk ik dat ik een volgende keer misschien wel weer kom. Want het was een van de leukste en mooiste avonden die ik de afgelopen jaren meegemaakt heb.