Translate

zondag 16 januari 2011

De identiteit van een overleden some-er

Een vraag die me eigenlijk niet bezig zou moeten houden, dringt zich ineens bij me op. En wat als je doodgaat?
Nee, ik doel hier niet op de grote vragen van het leven, of er leven is na de dood, of er hemel is of hel. Niet dat dergelijke vragen niet van belang zijn maar ik heb ze jaren geleden al voor mezelf beantwoordt zoals een ieder van ons zijn eigen antwoord op deze vragen gevonden heeft of vindt.

Nee, ik doel op een hele andere vraag: wat gebeurt er met mijn Linkedin, mijn Facebook, mijn Twitter, mijn Blog als ik overlijdt? En: hoe komen al mijn contacten erachter dat ik overleden ben? Heb jij je je die vraag al eens gesteld, en heb jij daar een antwoord op?

Sommige sociale netwerken zijn makkelijker dan anderen. Mijn Twitteraccount zal zwijgen na mijn laatste tweet: "Daar gaat Jurroen, hij zal nooit meer een tweetje doen". En ook deze blog zal langzaam uitsterven zonder dat iemand er veel van merkt. Maar de inmiddels overleden ik staat nog gewoon op Linkedin en op Facebook. En de inmiddels overleden ik zal ook nog steeds berichtjes krijgen, die echter niet meer beantwoord zullen worden.

Spelen uitvaartmaatschappijen hier al op in? Worden er naast de hardcopy overlijdenskaarten ook al digitale kaarten gestuurd naar de sociale netwerken? Het zal wel digitaal moeten, want van hoeveel contacten op Facebook en Linkedin heb je het fysieke huisadres nog? Een minderheid, misschien zelfs nog een fractie van het totaal schat ik. Maar als de nabestaanden de netwerken aan willen schrijven, moeten ze natuurlijk wel over de benodigde inloggegevens beschikken.

Hier ligt nog een schone taak voor de ontwikkelaars van social media: hoe om te gaan met het overlijden van de eigenaar van een profiel. Ik ben benieuwd wie daar als eerste op inspringt.

donderdag 13 januari 2011

De identiteit van een rekenmachine

Grafische (een beter woord is waarschijnlijk programmeerbare) rekenmachines zorgen bij ons in de opleiding regelmatig voor ophef. Aan de ene kant is er een stroming van collega's die van mening is dat moderne hulpmiddelen (ik ga hier even bewust voor bij aan de vraag of een dergelijke rekenmachine wel modern genoemd kan worden) gebruikt mogen - moeten - worden door studenten bij het maken van een tentamen. Aan de andere kant zijn er collega's die van mening zijn dat een dergelijk apparaat verboden moet worden, omdat het niet zozeer gebruikt wordt om te rekenen maar vooral om informatie in op te slaan die in het hoofd behoord te zitten en de programmeerbare rekenmachine niet zozeer gebruikt wordt om te rekenen, maar vooral als - min of meer gelegaliseerde - spiekmethode.

Als ik aan rekenmachines denk, moet ik altijd aan mijn eerste rekenmachine denken. Die ontving ik in de vijfde klas van de lagere school als beloning voor het feit dat ik nul fouten had in het (theoretische) verkeersexamen. Het merk weet ik niet meer, ik weet wel nog dat het ding een display had met rode cijfers. Ik nam het apparaat mee naar mijn opa, die me een verhaal vertelde van de eerste rekenmachine die hij zag: zo groot als een kamer, werkend op radiobuizen en tot veel minder in staat dan de "zakjapanner" die mijn trotse bezit was.

Een paar jaar later op de middelbare school kwam de tweede rekenmachine om de hoek kijken. Als ik me goed herinner een Casio FX80. Een wonderbaarlijk apparaat, waarmee veel meer kon dan met het eerste exemplaar. Logaritmes, goniometrie.... alles was kinderspel voor dit fantastische apparaat dat pas de geest gaf bij 2^334. Over deze Casio is volgens mij nooit beroering geweest al had ik een leraar scheikunde die vond dat je pas in de vijfde klas van het vwo het ding mocht gebruiken. Daarvoor moest je het maar met de hand toen.

De berekeningen die bij ons in de opleiding gemaakt moeten worden, zijn een uitzondering bij financiële rekenkunde en financiering daargelaten, in het algemeen kinderspel. Optellen en aftrekken, vermenigvuldigen en delen. Berekeningen die we op de lagere school met de hand en uit het hoofd hebben geleerd. Misschien komt er ergens nog een worteltje tevoorschijn, maar handmatig worteltrekken... ach met enige oefening kunnen we dat toch ook nog wel leren?

Eigenlijk is de hele discussie over een rekenmachine ook een discussie uit de vorige eeuw. Want een rekenmachine, wat is dat eigenlijk? Dat is een telefoon die niet kan bellen, waar je geen filmpjes op af kunt spelen en die ook al niet geschikt is om te mailen of een website te bezoeken. Wat mij betreft gaan we de rekenmachine dan ook als afgedankt verwijderen uit ons woordenboek. Als we hulpmiddelen willen gebruiken zijn er vele alternatieven die handiger en bruikbaarder zijn. En als we willen dat iemand iets zonder digitale hulpmiddelen kan, dan zijn pen en papier nog altijd voldoende om het hoofd te ondersteunen bij het wat complexere rekenwerk.

De rekenmachine in het onderwijs dient dan ook met onmiddellijke ingang te worden afgeschaft. En als we vinden dat worteltrekken of logaritmische berekeningen niet meer met pen en papier gedaan hoeven te worden, dan is er nog steeds een uitstekend alternatief: de rekenliniaal. Zoals het prachtexemplaar dat ik van mijn opa kreeg, als reactie op de rekenmachine. Een exemplaar ook dat me tijdens het centraal examen natuurkunde op het vwo redde toen mijn rekenmachine het begaf. Wisselen van rekenmachine was niet toegestaan maar ik kon wel verder werken met de lineaal die altijd in mijn etui zat. En alle berekeningen rolden er (soms met wat schattend geluk) correct uit. Zonder mijn Casio FX 80 haalde ik dankzij de rekenlineaal een 8,9 voor het centraal schriftelijk natuurkunde. Mijn hoogste cijfer ooit. Omdat het mijn verstand was die samen met de liniaal op eigen kracht de problemen te lijf ging.

maandag 10 januari 2011

De identiteit van e-mail: spam spam spam spam

Een aantal jaren kon ik niet slapen als er ook maar één niet-afgehandeld mailtje in mijn inbox stond. Tijdens een coachingssessie - die gericht was op leidinggeven, niet op de wijze waarop ik met de mail omga - gaf mijn coach aan dat ik moest leren om een paar mails in mijn inbox te laten staan. Inmiddels lukt dat, al slaag ik er gelukkig wel in om het aantal openstaande mails nog steeds tot tien of minder te beperken. Althans, als ik de iphone uitzet, en dat is tegenwoordig vaak al voor middernacht.

E-mail moeten we met verstand gebruiken, konden we vandaag lezen op de website van het FD. Dat wisten we natuurlijk al, hoewel ik ergens het gevoel krijg dat we ons dat in 2011 ineens veel meer beseffen dan vorig jaar. Ik heb, steekproefgewijs, wat vergeleken en de eerste week van 2011 leverde veel minder mails op dan de eerste week van 2010 (niet dat ik al die inkomende mails bewaar, maar aangezien vrijwel elke mail tot een reply leidt, heb ik even mijn verzonden mails bekeken over beide periodes). Of komt dat simpelweg omdat een deel van het land de afgelopen week nog vakantie had? De komende weken zullen het leren.

Hoewel veel mensen e-mail nog als een prachtig en modern middel zien (en tegelijkertijd de functionaliteit van mailsoftware voor minder dan 1 % weten te gebruiken), is e-mail bijna aan zijn pensioen toe. Althans, de veertig dienstjaren worden dit jaar bereikt (zie de geschiedenis van de mail.) En veel mail is tegenwoordig te omschrijven als spam in verschillende varianten.

Allereerst is er natuurlijk de echte spam, maar die wordt door een beetje filter en tegenwoordig wel uitgehaald. Vervolgens krijgen we de spam van organisaties die toevallig over je mailadres beschikken omdat je er bijvoorbeeld iets besteld hebt. Meestal is deze spam eenvoudig uit te zetten, maar ja, het klikken op delete is toch net iets sneller dan de link aanklikken om je uit te schrijven voor de ongewenste nieuwsbrief of reclamemail.

Dan hebben we de "aan alle medewerkers-spam". Dit zijn berichten die aan alle medewerkers worden verstuurd, maar meestal slechts voor (hooguit) een klein deel interessant zijn. Deze interne spam is in veel organisaties een van de meest voorkomende spamvormen. Hij doorstaat vrijwel elke filter (tenzij je zelf een regel instelt in je mailprogramma) en is bovendien afkomstig van een mailadres dat je soms ook een heel belangrijke persoonlijke mail stuurt (waardoor je het mailadres in het algemeen niet zo maar kunt blokken). Deze "aan alle medewerkers-spam" is de mailvervanger van het aloude prikbord in die organisaties die merkwaardigerwijs nog steeds niet doorhebben dat digitale prikborden ook bestaan.

De volgende groep spam is de "CC-spam". Ook deze spam is relatief makkelijk met een regeltje te omzeilen en een tijd lang hardnekkig volhouden, leidt ertoe dat iedereen wel doorheeft dat CC-en geen zin meer heeft. En terecht. Want het CC-sturen van mail is meestal iets dat ze zender doet om de beoogd ontvanger te laten weten DAT hij of zij iets heeft gedaan en niet zozeer om de ontvanger te laten weten WAT hij of zij heeft gedaan.

Maar hiermee is het gespam nog niet afgelopen. Vervolgens lopen we tegen de zogenaamde "beleefdheidsspam" aan. Dat zijn de mailtjes met "Bedankt", of "Fijn dat je zo snel reageerde" etc. Op zich zijn deze mails meestal goed bedoeld, maar ze dragen weinig tot niets bij. Soms leiden ze wel tot superspam, als bijvoorbeeld de ontvanger van het bedanktspammetje reageert met "niets te danken".

Hoewel ik denk dat ik met bovenstaande soorten mails al meer dan de helft tot 90 procent van de mails ondervangen heb, is het gespam nog niet afgelopen.We kennen nog de "ik wil je even laten weten"-spam, de "even overleggen"-spam, de "ik weet het ook niet"-spam... en nog een hele riedel.

Een aantal jaren geleden had ik RSI en een paar weken lang kreeg iedere mailer een autoreply met die mededeling en het vriendelijke verzoek (omdat ik geen mail las) even binnen te lopen, te bellen of een notitie in mijn postvak te leggen. Minder dan vijf procent van deze autoreply's leidde tot een reactie (overigens is een autoreply tegenwoordig natuurlijk ook een vorm van spam, maar dat terzijde).

Mail heeft, naar mijn mening, zijn laatste tijd nu echt gehad. En Monty Python had dit goed gezien. Want hun spam-sketch was uit... inderdaad, 1970, een jaartje ouder dan de eerste mail.