Translate

woensdag 8 juni 2011

De identiteit en het einde van het beroepsproduct in het onderwijs

Als historicus van origine houd ik van jaartallen en ik ken ze allemaal (alleen weet ik niet meer wat er gebeurde). Voor de recente geschiedenis heb ik gelukkig de optie om in Google (een spelfout overigens, eigenlijk had de naam Googol moeten zijn, en 1 Googol is een 10 tot de macht 100, meer dan het aantal geschatte deeltjes in het heelal, maar dat alles terzijde) te zoeken met de datumoptie.

Vandaag moest ik denken aan een avond tijdens een tweedaagse, dat ik met Jos de Kleijn aan de bar stond op Mennerode in Elspeet. De tweedaagse was van mijn toenmalige werkgever, het onderwijsadviesbureau van Marinus Dekkers, en Jos was een gastspreker vanuit zijn deskundigheid als onderwijskundige aan de Hogeschool van Amsterdam. We spraken over een begrip dat toen nog niemand gebruikte in onderwijsland: het "beroepsproduct". Even wat data variëren in de zoekoptie van Google, leert me dat dit 2000 of 2001 moet zijn geweest, waarbij ik nu gok op 2000, al is het maar omdat dat een mooi getal is, en de avond dan nog net in de vorige millennium valt (voor de goede herinnering, het eerste millennium begon in jaar 1, dus het 3e begon in 2001, het jaar 0 bestaat immers niet).

Maar goed, ergens rond die millenniumwisseling in elk geval, vond het begrip beroepsproduct zijn oorsprong als een term die opgang zou maken in het onderwijs. In 2002 definieerde ik het begrip in het boek "Aan de slag met competenties": "Beroepsproducten willen we hier omschrijven als goederen of diensten die een beroepsbeoefenaar levert aan een interne of externe afnemer, die voldoen aan vooraf vastgestelde kwaliteitseisen (specificaties) met betrekking tot het product en/of het proces, en die direct of indirect toegevoegde waarde creëren." Oftewel, zoals ik het vaak zei: beroepsproducten zijn die dingetjes waar je baas voor betaalt. Ik ken geen andere definitie en ga er daarom maar van uit dat bovenstaande (die ook oppopt als ik Google (wat in 2001 volgens mij nog geen werkwoord was, toen Yahoode en Ilsede we ook nog) de gangbare is. En hiermee hoop ik oprecht dat ik Jos de Kleijn niet te kort doe.

Sinds 2002 heeft het begrip "beroepsproduct" een vlucht genomen in het onderwijs. Talloze studenten in het beroepsonderwijs, mbo en hbo, worden geconfronteerd met het opleveren van beroepsproducten. Soms op lachwekkende wijze. Zo hadden we bij Elistha dit seizoen stagaires die "iets moesten doen voor hun beroepsproduct". Dat wat zij van school "moesten doen voor hun beroepsproduct" had in de ogen van onze organisatie geen enkele toegevoegde waarde (waarmee het dus geen beroepsproduct kan zijn volgens de definitie). Maar ook dat, terzijde, al vind ik dat ik nog steeds enig recht van schrijven heb als het begrip beroepsproduct in onderwijskundige context wordt gebruikt.

Goed nieuws voor al die scholieren en studenten: vandaag, 8 juni 2011 (al zal deze blog wellicht niet voor middernacht gereed zijn), verklaar ik, Jurroen Cluitmans die in 2002 bij mijn weten de eerste onderwijsdefinitie gaf aan het begrip "beroepsproduct" het begrip als achterhaald voor het beroepsonderwijs.

Uitgangspunt was (en dat was ook de kracht van het begrip) was dat het mogelijk was om een beroepsopleiding geheel vorm te geven aan de hand van beroepsproducten, waarbij beroepsproducten de vertaalslag waren van de competenties waarover de beroepsbeoefenaar diende te beschikken. Uiteraard heeft dit uitgangspunt veel scepsis ontmoet, maar in alle discussies die er in de eerste jaren van de 21e eeuw over gevoerd werden, is dit uitgangspunt voor mij altijd overeind gebleven. Bovendien was het, in de lijn van het boek, "Aan de slag met competenties" een noodzakelijk uitgangspunt. Als namelijk niet de gehele beroepsopleiding in termen van beroepsproducten vorm gegeven zou kunnen worden, dan was het begrip overbodig. Regelmatig heb ik destijds opleidingen die bijvoorbeeld de helft van hun curriculum in beroepsproducten wilden gieten, het advies gegeven: doe dat niet, gebruik dan een andere ordening voor je opleiding (bijvoorbeeld vakgebieden, zoals Nederlands, Boekhouden, Bedrijfseconomie en Statistiek). De kern van een curriculum is immers de logica ervan en niet de smeltkroes die tot onlogische leerlijnen leidt.

Het uitgangspunt dat een opleiding vorm gegeven kan worden aan de hand van beroepsproducten, moeten we echter loslaten in de huidige tijd. En dat heeft, het zal niet verbazen, alles te maken met social media. Het is mijn stellige overtuiging dat de professional van de toekomst, de "competentie" (tussen ""omdat ik de discussie over de definitie van competentie wel wil aangaan, maar niet van belang is voor deze blog) dient te hebben om social media op een voor zichzelf en de organisatie waar hij werkt, adequaat in te kunnen zetten. Maar die "competentie" is niet te vangen in een beroepsproduct. Niet vanwege de discussie of social media wel toegevoegde waarde leveren, maar simpelweg omdat een bijdrage in de social media niet geleverd wordt aan een afnemer, intern of extern. Want het verbinden van de term "afnemer" aan "social media" is een contradictie in terminis.

Een professional die een toegevoegde waarde levert aan zijn organisatie, is mijns inziens actief in de social media. Maar wat hij daar levert, zijn geen beroepsproducten. En daarmee is de visie dat beroepsproducten een inrichtingscriterium kunnen zijn voor het curriculum, achterhaald. En misschien is het niet eens zo dat het achterhaald is door de social media, maar is het idee altijd al een misvatting geweest. Op zich maakt dat niet zo veel uit, de consequenties zijn hetzelfde.

Het beroepsproduct, in mijn definitie van 2002, is dus achterhaald. Dan kun je twee dingen doen. Je kunt een nieuwe definitie verzinnen, maar dat leidt meestal alleen tot verwarring en onduidelijkheid waar niemand bij gebaat is. Beter is het om het begrip, net zoals het begrip ether, te beschouwen als een begrip dat ooit zijn waarde had, maar sinds het Michelson-Morely-experiment als volkomen achterhaald beschouwd moet worden.

Ik wil er dan ook voor pleiten dat met ingang van het studiejaar 2011-2012 het begrip beroepsproduct uit alle Onderwijs- en examenregelingen, toetsprogramma's, stagehandleidingen, afstudeeropdrachthandleidingen, onderwijseenheidbeschrijvingen, moduleformats, syllabi, readers en weet ik niet wat geschrapt worden. Een vervanging heb ik nog niet. Maar mag ik ook even nadenken?

2 opmerkingen:

  1. Gut, zo'n stellingname roept om een reactie. Zou je deze stelling namelijk geheel volgen dan gaat dit uit van de veronderstelling dat het doel van onderwijs is het beheersen van sociale media omdat dat blijkbaar het "product" is waar de samenleving/werkgever/client om vraagt, en waar de HBO voor moet opleiden.
    Daarmee is communicatie een product geworden. Dat zal voor sommige beroepen juist zijn maar niet voor alle.
    Bij de term beroepsproducten heb ik altijd de associatie gehad met het meesterstuk uit de periode van de gilden. Het bewijs voor het vakvolwassen zijn. Ik geef toe dat het in de huidige omgeving waarin diensten steeds belangrijker zijn in de economie het lastiger is om zo'n product te definieren.
    Het meesterstuk was de afsluiting van een leerperiode waarmee een demonstratie werd gegeven van de verworven vaardigheden en kennis. Is het echte probleem niet dat de beroepsproducten nu worden opgepakt als werkstukken om de ervaring op te doen en niet als een proeve van bekwaamheid? Of is de achterliggende vraag waar het onderwijs eigenlijk voor opleidt. Redzaam in de nieuwe samenleving met social media of het simpelweg leren van een vak. Of een combinatie daarvan.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Hoi Gert,
    Mijn blog is zeker niet bedoeld om aan te geven dat beheersen van social media een doel is van het onderwijs. Mijn blog geeft aan dat ik destijds, toen ik het begrip beroepsproduct gebruikte als leidend motief in "Aan de slag met competenties" een insteek heb gekozen die in elk geval in het huidige tijdvak niet meer opgaat, omdat de definitie niet meer alles dekt.
    Je geeft zelf al aan dat je bij de term beroepsproduct een eigen associatie hebt. Die associatie is net zo juist als de mijne (of net zo fout, net hoe je wilt). De kern van mijn blog is dat ik in het boek "Aan de slag met competenties" heb betoogd dat beroepsproducten volgens de daar gehanteerde definitie (van mezelf dus voor wat het waard is) leidend zouden kunnen zijn voor het vormgeven van het gehele curriculum van een beroepsopleiding. Daar kom ik in de blog op terug.
    De associatie die jij met beroepsproduct hebt, is een andere dan ik bedoel. Uiteraard is er de meesterproef die jij omschrijft. Maar zo heb ik (en volgens mij alle andere auteurs met en na mij) het begrip nooit bedoeld. Dat zou ook niet nodig zijn: dan zouden we het wel meesterproef genoemd hebben. De meesterproef die inderdaad de afsluiting is. Maar niet de leidraad voor het indelen van het curriculum.

    BeantwoordenVerwijderen