Het succes van Coca Cola is veelbesproken, en ook in Nederland zijn er bedrijven die proberen om Facebook actief in te zetten. Dit gebeurt uiteraard met name in de B to C markten. Ook voor personeelswerving wordt Facebook, zij het op bescheiden schaal, ingezet. Binnen de sociale media is daar Linkedin nog steeds dominant. Hoewel de effecten van sociale media (sociale media ROI) moeilijk te meten zijn, al zijn er mogelijkheden, zien we in toenemende mate dat organisaties zich actief in de sociale media opstellen. Opstellen, want "laten zien" is niet voldoende. In deze blog besteed ik kort aandacht aan de wijze waarop de Big4-accountantskantoren Facebook inzetten als recruitementinstrument.
Gisteren publiceerde Deloitte een volledig vernieuwde Facebookpagina. Een korte beschrijving van dat nieuwe is te lezen in deze blog. En het mag gezegd, de pagina ziet er prima uit. De stelling in de blog dat de makers zijn doorgegaan waar anderen stopten, kan ik als neutrale buitenstaander dan ook onderschrijven. De pagina heeft een duidelijke focus (werken bij Deloitte) en biedt vele interactieve opties. Van de mogelijkheden die Facebook biedt is optimaal gebruik gemaakt, zeker ook van de mogelijkheden om de layout een eigen look te geven (al heeft Deloitte hierbij wel het voordeel dat het Deloitte-blauw en Facebook-blauw heel erg dicht tegen elkaar liggen). Een sterke zet is ook het opnemen van verschillende categorieën vragen. Coca cola kan er wat van leren, al is daarmee een coke-achtig succes natuurlijk niet gegarandeerd.
Deloitte neemt hiermee op Facebook een duidelijke voorsprong op de andere drie van de BIG4. Ik beperk me hierbij even tot Nederland. Maar Nederland is ook de regionale afbakening voor de pagina op zich. Immers, de Facebookpagina is gericht op recruitement, dus op studenten. Die studenten hebben vooral Nederlandse vrienden op Facebook, dus ook daar waar de "vrienden van likers" bereikt worden, bevinden we ons vooral binnen Nederland. Door die regionale afbakening blijft het overzichtelijk en helder.
Ook de pagina van E&Y is op werving gericht. Een groot verschil is al de binnenkomst op de pagina. Waar ik bij Deloitte terecht kom op een mooi vormgegeven welkomstpagina, beland ik bij E&Y op het prikbord. Dat is een drukke binnenkomst, en niet echt overzichtelijk. Bij Deloitte is pas nadat ik de pagina leuk heb gevonden het prikbord mijn landingspagina. En waar Deloitte probeert om zoveel mogelijk verkeer via de pagina te laten lopen, verwijst E&Y vooral naar de website. Door het verkeer via Facebook te laten lopen, maakt Deloitte optimaal gebruik van de mogelijkheid om bij vrienden van likers onder de aandacht te komen. Meer in het algemeen kan gesteld worden dat de pagina er mooi uit ziet en veel informatie bevat, maar het is meer een 1.0 website dan een 2.0-pagina vol interactie.
KPMG heeft met de pagina www.facebook.com/KPMGScriptieCoach een duidelijke keuze gemaakt. Op zich is dit een sterke insteek. Op de welkomstpagina word ik gestimuleerd om op de like-knop te drukken, en in ruil daarvoor kan ik een boek winnen. Het prikbord is aardig gevuld, overigens vooral met berichtjes van de scriptiecoach zelf. Maar waar ik bij Deloitte alle informatie kan zien zonder dat ik de pagina hoef te liken (het enige dat ik als niet-liker niet mag is een bericht op het prikbord plaatsen), moet ik bij KPMG eerst liken voordat ik verdere informatie te zien krijg. Dat is jammer, want waarom zou ik eerst de pagina moeten liken alvorens ik bijvoorbeeld "over KPMG" kan lezen? Het geeft in elk geval het beeld van een slecht gevulde pagina en dat is een gemiste kans. Overigens is wat ik na het liken zie ook niet iets waar ik van onder de indruk raak. Het is vooral informatie in een zeer droge vormgeving. Wat weer wel leuk is dat ik een aantal bloggers kan volgen.De scriptiecoach van KPMG zit qua concept goed in elkaar, maar er mag wel wat geïnvesteerd worden in het upgraden van de pagina. Ook kan de interactie bevorderd worden.
PWC biedt via de website de optie om te kijken met welke PWC-werknemers je via Facebook verbonden bent. Aangezien dat bij mij slechts één treffer in de tweede graad oplevert, heb ik een vermoeden dat lang niet alle werknemers met een Facebookprofiel gevonden worden. Op Facebook was het even zoeken maar ook PWC heeft een Facebookpagina. Ook hier kom ik meteen op het prikbord binnen, wat toch een onrustige indruk geeft. Op zich is de pagina redelijk standaard, maar wel goed gevuld met evenementen, vacatures, video's en foto's. Leuk is de optie, om in de stijl van Hi ("Vrienden delen alles") een persoonlijk jaarverslag van je Facebookjaar te genereren, al trekt de "Facebookrapportgenerator" wel erg gevaarlijke conclusies (zoals mijn vrienden in mijn Facebookpost kunnen zien). Eerlijk gezegd had PWC met dat jaarverslag wel iets meer kunnen doen, want ik had best de pagina willen "liken" om van die mogelijkheid gebruik te kunnen maken.
Concluderend: Alle vier de grote accountantskantoren gebruiken Facebook voor personeelswerving en richten zich met een Nederlandse pagina specifiek op ons land. De vernieuwde pagina van Deloitte steekt er met kop en schouders bovenuit en heeft ook de meeste likes (ca 1200). KPMG kiest met de Scriptiecoach voor een unieke insteek, die tot nu toe zo'n 1.000 likes heeft opgeleverd. De pagina kan echter wel een upgrade gebruiken. E&Y (130 likes) en PWC (175 likes) blijven ver achter. Beide organisaties gebruiken de Facebookpagina wel op een goede manier, maar weten er nog te weinig een eigen, duidelijk gezicht aan te geven.
Translate
donderdag 25 augustus 2011
donderdag 18 augustus 2011
De identiteit van de werkplek op Facebook
Op Facebook zit ik in een groep met 26 collega's. Echt actief is die groep niet. Het opmerkelijke is echter dat volgens Facebook die collega's allemaal verschillende werkgevers hebben. En even opmerkelijk is het dat als in op mijn werk met Facebook Places incheck, ik eigenlijk helemaal niet op mijn officiële werk ben. En de collega's die met mij ingecheck zijn, evenmin....
Een kennis van me heeft een eigen bedrijf. Op Facebook heeft hij dat bij "werkt bij" ook netjes ingevuld:
Facebook denkt echter met je mee, en maakt daar meteen een pagina van. Want, als iemand werkt bij "Eigen bedrijf", dan kan "eigen bedrijf" natuurlijk ook een pagina hebben. En heel wat mensen vinden die pagina leuk:
Heel wat meer mensen in elk geval dan mijn pagina's leuk vinden. Dat kan aan mij liggen, maar er is wat anders aan de hand... Want er zijn meer mensen die werken bij "eigen bedrijf".
Mijn werkgever, de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, is zeker niet achterlijk op social media gebied. De HAN heeft dan ook een mooie Facebookpagina, https://www.facebook.com/HANUniversity, ik ik werk daar ook bij (even op info klikken, want in mijn profiel zie je slechts één werkgever, en uiteraard is dat #TeachMeSo). Maar mijn collega's uit de groep "collega's" werken daar NIET! Die werken bij HAN, of bij Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. En ook dat zijn allemaal pagina's, maar die pagina's zijn net zo leeg als de pagina "eigen bedrijf". Als ik er op klik, wordt ik er geen snars wijzer van. Wat voor de HAN geldt, geldt voor de meeste organisaties. Daar waar Linkedinprofielen tegenwoordig vaak, voor wat betreft het werkgeversdeel, door de werkgever voorgeschreven worden, is het op Facebook een rommeltje. Of beter: een gemiste kans.
De pagina van de HAN is veel mooier dan die van #TeachMeSo, maar er is toch een belangrijk verschil. Als ik op het aangegeven adres van #TeachMeSo ben, kan ik via Facebook places inchecken. Mijn vrienden zien dat ik er ben, kunnen reageren op mijn check-in, kunnen de pagina aanklikken etc. En iemand die in de buurt is en via places ergens wil inchecken, ziet dat #TeachMeSo er is.
Bij de HAN kan ik echter niet inchecken, want Facebook weet niet waar de HAN is! Toch is dat door de makers van de pagina duidelijk aan Facebook meegedeeld. Alle adressen zijn netjes bij locatie opgenomen. De adressen, maar Facebook wil daar de locatie hebben. Niet de locatie in de zin van "locaties", maar de locatie als daadwerkelijk punt op de kaart, vindbaar voor de GPS. En het adres "Van Ruitenberglaan tot Groenewoudseweg" is nu eenmaal onvindbaar.
Is dat erg? Erg is misschien (voorlopig nog) een groot woord. Maar als ik op mijn werk ben en incheck, dan ben ik niet op mijn officiële werk. Ik ben ergens op een obscure HAN-pagina op Facebook. Daar gebeurt weliswaar meer dan bij "eigen bedrijf", maar veel is het niet.
Een kennis van me heeft een eigen bedrijf. Op Facebook heeft hij dat bij "werkt bij" ook netjes ingevuld:
Facebook denkt echter met je mee, en maakt daar meteen een pagina van. Want, als iemand werkt bij "Eigen bedrijf", dan kan "eigen bedrijf" natuurlijk ook een pagina hebben. En heel wat mensen vinden die pagina leuk:
Heel wat meer mensen in elk geval dan mijn pagina's leuk vinden. Dat kan aan mij liggen, maar er is wat anders aan de hand... Want er zijn meer mensen die werken bij "eigen bedrijf".
Mijn werkgever, de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, is zeker niet achterlijk op social media gebied. De HAN heeft dan ook een mooie Facebookpagina, https://www.facebook.com/HANUniversity, ik ik werk daar ook bij (even op info klikken, want in mijn profiel zie je slechts één werkgever, en uiteraard is dat #TeachMeSo). Maar mijn collega's uit de groep "collega's" werken daar NIET! Die werken bij HAN, of bij Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. En ook dat zijn allemaal pagina's, maar die pagina's zijn net zo leeg als de pagina "eigen bedrijf". Als ik er op klik, wordt ik er geen snars wijzer van. Wat voor de HAN geldt, geldt voor de meeste organisaties. Daar waar Linkedinprofielen tegenwoordig vaak, voor wat betreft het werkgeversdeel, door de werkgever voorgeschreven worden, is het op Facebook een rommeltje. Of beter: een gemiste kans.
De pagina van de HAN is veel mooier dan die van #TeachMeSo, maar er is toch een belangrijk verschil. Als ik op het aangegeven adres van #TeachMeSo ben, kan ik via Facebook places inchecken. Mijn vrienden zien dat ik er ben, kunnen reageren op mijn check-in, kunnen de pagina aanklikken etc. En iemand die in de buurt is en via places ergens wil inchecken, ziet dat #TeachMeSo er is.
Bij de HAN kan ik echter niet inchecken, want Facebook weet niet waar de HAN is! Toch is dat door de makers van de pagina duidelijk aan Facebook meegedeeld. Alle adressen zijn netjes bij locatie opgenomen. De adressen, maar Facebook wil daar de locatie hebben. Niet de locatie in de zin van "locaties", maar de locatie als daadwerkelijk punt op de kaart, vindbaar voor de GPS. En het adres "Van Ruitenberglaan tot Groenewoudseweg" is nu eenmaal onvindbaar.
Is dat erg? Erg is misschien (voorlopig nog) een groot woord. Maar als ik op mijn werk ben en incheck, dan ben ik niet op mijn officiële werk. Ik ben ergens op een obscure HAN-pagina op Facebook. Daar gebeurt weliswaar meer dan bij "eigen bedrijf", maar veel is het niet.
#TeachMeSo: classificatie van social media
Kun je sociale media indelen in groepen? En is het wel zinvol om dit te doen. Vooralsnog blijkt het maken van een indeling een lastig verhaal. Toch is indelen zinvol: om overzicht te houden in de berg van social media en om bij vergelijkingen tussen social media de appels te scheiden van de peren. Maar bovenal zijn het de marketeers die geïnteresseerd zijn in indelingen die hun kunnen helpen bij het inzetten van sociale media. Voor hen is Groundswell verplichte kost.
classificaties
In een eerdere blog beschreef ik het "socialmedialandschap" van Fred Cavazza dat de social media indeelt in een zevental families. Het landschap is opgesteld vanuit het perspectief van het gebruik. Google+ en Facebook nemen in deze indeling een centrale plaats in, zij behoren tot (vrijwel) elke familie. De indeling is een evolutie van het eerste landschap uit 2008. Het resultaat van een zoektocht naar een classificatie, een zoektocht die nog lang niet afgelopen is en waar telkens nieuw te ontdekken plaatsen aan toegevoegd zullen worden. Een andere bekende indeling is die van Kaplan en Haenlein, die twee indelingscriteria gebruiken: sociale aanwezigheid en zelfpresentatie.Een mooi plaatje is van Brian Solis, maar gezien het aantal categorieën vind ik dit toch meer een uitputtend overzicht dan een daadwerkelijke classificatie.
definitie
Indelen is lastig, en dat lastige begint een stap eerder: bij de definitie. De meeste definities bevatten wel het element dat de gebruikers de inhoud bepalen, zonder of met weinig tussenkomst van een redactie. Maar daarna lopen ze uiteen. Waar de Nederlandse Wiki de term "online platformen" voorop stelt, gaat de Engelstalige uit van het gebruik. Mij ook dat sociale media gedefinieerd moeten worden vanuit de wijze waarop mensen ze gebruiken. De gebruiksmogelijkheden zijn niet veel anders dan beperkingen aan het gebruik. Hier zou ik, in navolging van vele anderen, aan toe willen voegen dat er pas sprake is van sociale media indien het gebruikt wordt voor sociale interactie (wat dan weer de vraag oproept wat dat weer is...).
afbakening
Op www.frankwatching.com verscheen vandaag ook een classificatie. En zoals elke classificatie reactie uitlokt, kwamen ook hier al vrij snel reacties op van mensen die iets missen.Zelf vroeg ik me af of we bijvoorbeeld Marktplaats wel tot de sociale media moeten rekenen. De interactie die daar plaatsvindt is immers niet zozeer social maar meer economisch van aard.
Tegelijkertijd mis ik in het overzicht, evenals in vele andere overzichten, een aantal "klassen". De waarschijnlijk grootste en belangrijkste zijn de datingsites. Die zijn er in vele soorten en maten en bieden vaak een scala aan technische mogelijkheden (profielen aanmaken, zoeken in profielen, vrienden toevoegen, chatten, bestanden - met name foto's - delen). Ook chatsites bieden vaak steeds meer mogelijkheden. En wie verder duikt in de krochten van het internet komt 18+-sites tegen die volgens elke definitie tot de sociale media gerekend moeten worden.
Elk overzicht is onvolledig, niet alleen in de voorbeelden, maar ook in de "klassen", en elke indeling is arbitrair. Bovendien zijn sociale media aan snelle veranderingen onderhevig, waardoor ze van de ene klasse in de andere kunnen vallen. Denk bijvoorbeeld aan Facebook Places, waarmee (misschien iets te kort door de bocht) alles wat op Foursquare kan, ook kan op Facebook. Of denk aan Picassa, wat van een fotosite, zonder dat we er als gebruiker om gevraagd zijn, zichzelf transformeerde tot het fotoalbum in Google+. Als er al een indeling vanuit de gebruiksmogelijkheden te maken is, dan is het er eerder één in "alleskunners" (zoals Facebook en Google+), "nichespelers" (Twitter, Diigo) en een groep die daar ergens tussenin zit.
gebruiker centraal
Zoals al gesteld, als we indelen kunnen we beter kijken naar de wijze waarop sociale media gebruikt worden, dan naar de technische mogelijkheden. Want sociale media verschillen in dat opzicht niet van ouderwetse software: we gebruiken slechts een beperkt deel van wat kan.
Maar niet alleen vanuit de mogelijkheden bekeken is elke indeling arbitrair. Deze zien we ook vanuit het gebruik. Ondanks de miljoenen mensen in Nederland die via Windows Live ("MSN") chatten,werd Windows Live niet tot de groten gerekend. Want alleen chatten, dat maakt blijkbaar nog geen sociaal medium.
Net zoals er diverse pogingen zijn en worden ondernomen om de sociale media zelf in klassen onder te brengen, gebeurt dat ook bij de gebruikers. De "participatieladder" (groundswell) is een bekende. Als we sociale media in klassen willen onderbrengen, zijn mijns inziens drie factoren van belang:
1. De gebruiksmogelijkheden van het sociaal medium
2. De gebruikte mogelijkheden van het sociaal medium
3. De gebruiksintensiteit van de gebruikte mogelijkheden door de verschillende groepen gebruikers.
gebruiksmogelijkheden
De gebruiksmogelijkheden slaan op de technische mogelijkheden. Als ik geen video's kan plaatsen, plaats ik ze niet, als ik maar 140 tekens mag tikken schrijf ik geen halve boeken en als het niet locationbased is zal ik niet snel de neiging hebben om te laten weten waar ik ben. Zoals al gezegd, zijn de gebruiksmogelijkheden aan snelle veranderingen onderhevig en worden door het combineren van sociale media die mogelijkheden alleen maar groter. Als ik geen video kan plaatsen, plaats ik een link naar Youtube, als ik meer dan 140 tekens wil gebruiken gebruik ik Twittlonger en als ik toch wil laten weten waar ik ben laat ik mijn Foursquarepost op mijn website plaatsen.
gebruikte mogelijkheden
De gebruikte mogelijkheden zijn de mogelijkheden die ook daadwerkelijk gebruikt worden. Voor zover mijn waarneming reikt, wordt de "reactie op de checkin" op Foursquare nog maar zeer beperkt gebruikt. En gebruikt iemand de message-optie op Diigo? Op chatsites zijn de profielen veelal niet ingevuld. Wie gebruikt de zoekfunctie op Facebook? Zo zijn er tal van voorbeelden te noemen.
Vanuit het perspectief van sociale media is een gebruiksmogelijkheid die door bijna niemand gebruikt wordt, mijns inziens weinig relevant.
gebruiksintensiteit
De gebruiksintensiteit geeft aan met welke intensiteit de gebruiksmogelijkheden worden gebruikt (door verschillende groepen gebruikers), in relatie tot enerzijds de intensiteit van andere gebruiksmogelijkheden binnen het sociaal medium . Zo is de gebruiksintensiteit van de mogelijkheid om een profiel aan te maken en aan te passen op Linkedin erg hoog, maar is die van het lezen van berichten in groepen (laat staan het plaatsen van) een stuk lager. Zelf zie ik Linkedin zich dan ook meer en meer ontwikkelen tot een verzameling digitale CV's van mensen in mijn netwerken.
De combinatie van mogelijkheden, gebruikte mogelijkheden en intensiteit bepaalt mijns inziens meer in welke "klasse" een sociaal medium geplaatst kan worden, dan enkel de mogelijkheden op zich.
Opmerking: Mijn eerdere blogs hadden veelal als opening: De identiteit van.... Deze blogs schreef ik geïnspireerd door persoonlijke ervaringen met de sociale media. De bedoeling is dat dit een eerste blog wordt uit een reeks #TeachMeSo-blogs. Blogs die ik wat minder schrijf als "Jurroen" en wat meer vanuit #TeachMeSo".
classificaties
In een eerdere blog beschreef ik het "socialmedialandschap" van Fred Cavazza dat de social media indeelt in een zevental families. Het landschap is opgesteld vanuit het perspectief van het gebruik. Google+ en Facebook nemen in deze indeling een centrale plaats in, zij behoren tot (vrijwel) elke familie. De indeling is een evolutie van het eerste landschap uit 2008. Het resultaat van een zoektocht naar een classificatie, een zoektocht die nog lang niet afgelopen is en waar telkens nieuw te ontdekken plaatsen aan toegevoegd zullen worden. Een andere bekende indeling is die van Kaplan en Haenlein, die twee indelingscriteria gebruiken: sociale aanwezigheid en zelfpresentatie.Een mooi plaatje is van Brian Solis, maar gezien het aantal categorieën vind ik dit toch meer een uitputtend overzicht dan een daadwerkelijke classificatie.
definitie
Indelen is lastig, en dat lastige begint een stap eerder: bij de definitie. De meeste definities bevatten wel het element dat de gebruikers de inhoud bepalen, zonder of met weinig tussenkomst van een redactie. Maar daarna lopen ze uiteen. Waar de Nederlandse Wiki de term "online platformen" voorop stelt, gaat de Engelstalige uit van het gebruik. Mij ook dat sociale media gedefinieerd moeten worden vanuit de wijze waarop mensen ze gebruiken. De gebruiksmogelijkheden zijn niet veel anders dan beperkingen aan het gebruik. Hier zou ik, in navolging van vele anderen, aan toe willen voegen dat er pas sprake is van sociale media indien het gebruikt wordt voor sociale interactie (wat dan weer de vraag oproept wat dat weer is...).
afbakening
Op www.frankwatching.com verscheen vandaag ook een classificatie. En zoals elke classificatie reactie uitlokt, kwamen ook hier al vrij snel reacties op van mensen die iets missen.Zelf vroeg ik me af of we bijvoorbeeld Marktplaats wel tot de sociale media moeten rekenen. De interactie die daar plaatsvindt is immers niet zozeer social maar meer economisch van aard.
Tegelijkertijd mis ik in het overzicht, evenals in vele andere overzichten, een aantal "klassen". De waarschijnlijk grootste en belangrijkste zijn de datingsites. Die zijn er in vele soorten en maten en bieden vaak een scala aan technische mogelijkheden (profielen aanmaken, zoeken in profielen, vrienden toevoegen, chatten, bestanden - met name foto's - delen). Ook chatsites bieden vaak steeds meer mogelijkheden. En wie verder duikt in de krochten van het internet komt 18+-sites tegen die volgens elke definitie tot de sociale media gerekend moeten worden.
Elk overzicht is onvolledig, niet alleen in de voorbeelden, maar ook in de "klassen", en elke indeling is arbitrair. Bovendien zijn sociale media aan snelle veranderingen onderhevig, waardoor ze van de ene klasse in de andere kunnen vallen. Denk bijvoorbeeld aan Facebook Places, waarmee (misschien iets te kort door de bocht) alles wat op Foursquare kan, ook kan op Facebook. Of denk aan Picassa, wat van een fotosite, zonder dat we er als gebruiker om gevraagd zijn, zichzelf transformeerde tot het fotoalbum in Google+. Als er al een indeling vanuit de gebruiksmogelijkheden te maken is, dan is het er eerder één in "alleskunners" (zoals Facebook en Google+), "nichespelers" (Twitter, Diigo) en een groep die daar ergens tussenin zit.
gebruiker centraal
Zoals al gesteld, als we indelen kunnen we beter kijken naar de wijze waarop sociale media gebruikt worden, dan naar de technische mogelijkheden. Want sociale media verschillen in dat opzicht niet van ouderwetse software: we gebruiken slechts een beperkt deel van wat kan.
Maar niet alleen vanuit de mogelijkheden bekeken is elke indeling arbitrair. Deze zien we ook vanuit het gebruik. Ondanks de miljoenen mensen in Nederland die via Windows Live ("MSN") chatten,werd Windows Live niet tot de groten gerekend. Want alleen chatten, dat maakt blijkbaar nog geen sociaal medium.
Net zoals er diverse pogingen zijn en worden ondernomen om de sociale media zelf in klassen onder te brengen, gebeurt dat ook bij de gebruikers. De "participatieladder" (groundswell) is een bekende. Als we sociale media in klassen willen onderbrengen, zijn mijns inziens drie factoren van belang:
1. De gebruiksmogelijkheden van het sociaal medium
2. De gebruikte mogelijkheden van het sociaal medium
3. De gebruiksintensiteit van de gebruikte mogelijkheden door de verschillende groepen gebruikers.
gebruiksmogelijkheden
De gebruiksmogelijkheden slaan op de technische mogelijkheden. Als ik geen video's kan plaatsen, plaats ik ze niet, als ik maar 140 tekens mag tikken schrijf ik geen halve boeken en als het niet locationbased is zal ik niet snel de neiging hebben om te laten weten waar ik ben. Zoals al gezegd, zijn de gebruiksmogelijkheden aan snelle veranderingen onderhevig en worden door het combineren van sociale media die mogelijkheden alleen maar groter. Als ik geen video kan plaatsen, plaats ik een link naar Youtube, als ik meer dan 140 tekens wil gebruiken gebruik ik Twittlonger en als ik toch wil laten weten waar ik ben laat ik mijn Foursquarepost op mijn website plaatsen.
gebruikte mogelijkheden
De gebruikte mogelijkheden zijn de mogelijkheden die ook daadwerkelijk gebruikt worden. Voor zover mijn waarneming reikt, wordt de "reactie op de checkin" op Foursquare nog maar zeer beperkt gebruikt. En gebruikt iemand de message-optie op Diigo? Op chatsites zijn de profielen veelal niet ingevuld. Wie gebruikt de zoekfunctie op Facebook? Zo zijn er tal van voorbeelden te noemen.
Vanuit het perspectief van sociale media is een gebruiksmogelijkheid die door bijna niemand gebruikt wordt, mijns inziens weinig relevant.
gebruiksintensiteit
De gebruiksintensiteit geeft aan met welke intensiteit de gebruiksmogelijkheden worden gebruikt (door verschillende groepen gebruikers), in relatie tot enerzijds de intensiteit van andere gebruiksmogelijkheden binnen het sociaal medium . Zo is de gebruiksintensiteit van de mogelijkheid om een profiel aan te maken en aan te passen op Linkedin erg hoog, maar is die van het lezen van berichten in groepen (laat staan het plaatsen van) een stuk lager. Zelf zie ik Linkedin zich dan ook meer en meer ontwikkelen tot een verzameling digitale CV's van mensen in mijn netwerken.
De combinatie van mogelijkheden, gebruikte mogelijkheden en intensiteit bepaalt mijns inziens meer in welke "klasse" een sociaal medium geplaatst kan worden, dan enkel de mogelijkheden op zich.
Opmerking: Mijn eerdere blogs hadden veelal als opening: De identiteit van.... Deze blogs schreef ik geïnspireerd door persoonlijke ervaringen met de sociale media. De bedoeling is dat dit een eerste blog wordt uit een reeks #TeachMeSo-blogs. Blogs die ik wat minder schrijf als "Jurroen" en wat meer vanuit #TeachMeSo".
dinsdag 16 augustus 2011
De identiteit van: Google+ versus Facebook
Sinds de lancering van Google+ lijkt het een nieuwe sport geworden om Google+ en Facebook te vergelijken vanuit de optiek dat er sprake is van een strijd om de macht op het internet. Soms wordt Twitter hier ook nog in meegenomen, maar naar mijn bescheiden mening is dat net wat te veel respect voor onze 140-tekenstellendeminiblogsite. Linkedin, tot voor kort toch nog gezien als één van de grote drie, ontbreekt veelal in deze overzichten. Mijns inziens niet geheel onterecht.
Vandaag verscheen er weer eens een infographic. Wel eentje die me verbaast. 10 miljoen gebruikers bij Google+? Was dat niet het aantal van vorige maand? En is "invite only" afgeschaft? Ehhhhhhh..... waarom krijg ik dan te zien hoeveel invites ik over heb? En is het moeilijker in Facebook dan in Google+ om informatie met een specifiek groep te delen? En "allow specific friends to see data" is op Google+ minder handig dan op Facebook. Sterke nog, je moet de kneepjes kennen!
Eerlijk gezegd vind ik de hele discussie over Facebook vs Google+ niet relevant noch interessant. Allereerst niet omdat Google+ veel meer is dan een social networksite. En als we ze als social networksite pur sang vergelijken, dan doen we Google+ tekort.
Zelf gebruik ik Facebook en Google+ met veel plezier naast elkaar. De ene dag ligt mijn aandacht wat meer bij de een, de andere dag wat meer bij de ander. Google+ is wat serieuzer, en daardoor op een bepaalde manier interessanter. Maar Facebook brengt mensen wel dichterbij. Google+ is wat saaier in bv zijn vormgeving en daarmee associeer ik het wat meer met werken en zakelijk. Op Facebook zie ik echter iets te vaak posts relateerd aan kroegbezoek om het helemaal al serieus te kunnen nemen.
Ik denk dat beide sites prima naast elkaar kunnen bestaan. En in plaats van de aandacht te richten op de strijd tussen, zouden we misschien eens wat meer moeten kijken hoe beide voor ons als gebruikers op een goede manier complementair zouden kunnen zijn. Want vanuit mijn optiek als gebruiker, is er helemaal geen strijd tussen Google+ en Facebook. Net zomin als er een strijd is tussen Twitter en Linkedin. Om van een hele hoop andere social media maar te zwijgen. Ik hoop eindelijk eens wat te lezen over hoe ze zich aanvullen, in plaats van over die strijd.
Vandaag verscheen er weer eens een infographic. Wel eentje die me verbaast. 10 miljoen gebruikers bij Google+? Was dat niet het aantal van vorige maand? En is "invite only" afgeschaft? Ehhhhhhh..... waarom krijg ik dan te zien hoeveel invites ik over heb? En is het moeilijker in Facebook dan in Google+ om informatie met een specifiek groep te delen? En "allow specific friends to see data" is op Google+ minder handig dan op Facebook. Sterke nog, je moet de kneepjes kennen!
Eerlijk gezegd vind ik de hele discussie over Facebook vs Google+ niet relevant noch interessant. Allereerst niet omdat Google+ veel meer is dan een social networksite. En als we ze als social networksite pur sang vergelijken, dan doen we Google+ tekort.
Zelf gebruik ik Facebook en Google+ met veel plezier naast elkaar. De ene dag ligt mijn aandacht wat meer bij de een, de andere dag wat meer bij de ander. Google+ is wat serieuzer, en daardoor op een bepaalde manier interessanter. Maar Facebook brengt mensen wel dichterbij. Google+ is wat saaier in bv zijn vormgeving en daarmee associeer ik het wat meer met werken en zakelijk. Op Facebook zie ik echter iets te vaak posts relateerd aan kroegbezoek om het helemaal al serieus te kunnen nemen.
Ik denk dat beide sites prima naast elkaar kunnen bestaan. En in plaats van de aandacht te richten op de strijd tussen, zouden we misschien eens wat meer moeten kijken hoe beide voor ons als gebruikers op een goede manier complementair zouden kunnen zijn. Want vanuit mijn optiek als gebruiker, is er helemaal geen strijd tussen Google+ en Facebook. Net zomin als er een strijd is tussen Twitter en Linkedin. Om van een hele hoop andere social media maar te zwijgen. Ik hoop eindelijk eens wat te lezen over hoe ze zich aanvullen, in plaats van over die strijd.
zondag 14 augustus 2011
De identiteit van je tijdlijn en privacy: update Facebook en een beetje Google+
Eerder blogde ik al over de tijdlijn op, met name, Facebook en op het mijns inziens grote belang van het beïnvloeden van de tijdlijn. Ook op Google+ besteed ik er regelmatig aandacht aan. Je tijdlijn heeft veel te maken met je privacy-instellingen. En vooral ook met de privacyinstellingen van je vrienden en je vrienden van vrienden. Want ook die bepalen wat je wel en niet ziet.
In deze blog daarom aandacht voor zowel de privacy-instellingen als voor de tijdlijn, en vooral ook voor de samenhang ertussen. Deze blog gaat over Facebook. Mijn voornemen is om er morgen een over Google+ te schrijven (een cliffhanger aan het einde van deze blog).Deze blog is met name gebaseerd op eigen waarneming en discussie hierover met anderen. Er kunnen fouten zitten in mijn interpretatie van de waarnemingen. Dan hoor ik het graag!
Facebook
privacyinstellingen
Via Account, privacyvoorkeuren (rechtsboven) stel je op Facebook je privacyinstellingen in. Een belangrijk onderdeel van de privacyinstellingen in dat je bepaald wie iets kan zien.
Standaard staan de meeste instellingen op "vrienden van vrienden". Dit wil zeggen dat een vriend van een vriend bv jouw updates kan zien. Weliswaar komen die niet in de tijdlijn van die vriend in de tweede graad, maar als je vriend in de eerste graad reageert kan je vriend in de tweede graad het zien.
Voorbeeld: Ik ben vriend van Jan, Jan is vriend van Piet, ik niet. Ik plaats een update en Jan reageert. Piet ziet dan de reactie van Jan en mijn oorspronkelijke update (want hij is een vriend van mijn vriend).
Overigens kan die vriend van je vriend de update ook zien door je profiel aan te klikken.
Ik kan echter ook instellen dat alleen vrienden iets mogen zien. Piet, in bovengenoemd voorbeeld, ziet mijn update dan niet.
Bij privacyvoorkeuren stel je de standaardvoorkeuren in. Je kunt dit echter voor elk bericht aanpassen. Dit heb ik beschreven in deze blog. Ik heb zelf mijn instellingen standaard op "alleen vrienden" staan. Maar soms wil ik dat een bericht door zo veel mogelijk mensen gelezen kan worden. Dan kies ik voor de optie "openbaar", wat wil zeggen dat iedereen het kan zien. Ik hoop dan natuurlijk op een kettingreactie: dat via vrienden (die het in de tijdlijn zien en reageren) en vrienden van vrienden (die ook weer reageren) bij de hele wereld terecht komt. Je privacyinstellingen hebben dus een (indirecte) invloed op de tijdlijn van anderen.
leuk vinden van pagina's
Facebook kennen we vooral van de privéprofielen. Maar pagina's worden steeds belangrijker. Voor CocaCola bijvoorbeeld is de Facebookpagina belangrijker dan de website cocacola.com (en als je deze blog leuk vindt, ga je natuurlijk ook even mijn pagina https://www.facebook.com/TeachMeSo liken).
Je kunt een pagina leuk vinden. CocaCola maakt bijvoorbeeld wel heel duidelijk hoe dat moet. Sterker nog, de hele welkomstpagina www.facebook.com/cocacola is gericht op het verkrijgen van die like. Heb je eenmaal een pagina geliked, dan krijg je alle updates van die pagina netjes in je tijdlijn. Als je weet hoe groot Facebook is, snap je nu waarschijnlijk het belang. 33 miljoen mensen ontvangen de updates van cocacola in hun tijdlijn (overigens kun je dit wel uitzetten zonder te unliken, net zoals je de updates van toepassingen - zoals spelletjes - kunt uitzetten).
Hoe meer pagina's we liken (en hoe meer toepassingen we toestaan), hoe meer onze tijdlijn daardoor beïnvloed wordt. Zeker als we onze tijdlijn laten bepalen door "belangrijkste nieuws" in plaats van "meest recent" bestaat het gevaar dat we straks vooral updates zien van pagina's die we zelf en onze vrienden leuk vinden. Facebook wordt dan van een sociaal netwerk een advertentiepagina!
pagina's en plaatsen
Voor bedrijven en organisaties worden de Facebookpagina's steeds belangrijker. Het is immers een manier om binnen te komen in de tijdlijn van niet alleen de mensen die jouw pagina leuk vinden, maar ook van de vrienden ervan. Met de komst van "Places" is deze mogelijkheid alleen maar groter geworden. Als iemand bij mij op bezoek komt, kan hij inchecken bij #TeachMeSo. Vrienden zien dat en zijn misschien nieuwsgierig. Ze kunnen dan eenvoudig via één klik op de Facebookpagina van #TeachMeSo komen. Een combinatie van Foursquare en de website.
Opmerkelijk vind ik dat er nog zo weinig bedrijven zijn met een eigen, goede, Facebookpagina (en plaats). Als ik de lokale supermarkt binnenloop en ik wil inchecken, dan vind ik die supermarkt niet in Places. Dus maak ik hem aan (en moet die supermarkt zijn plaats EN DUS OOK ZIJN PAGINA in Facebook maar zien te claimen). En dit geldt niet alleen voor de lokale supermarkt, maar voor heel veel bedrijven en organisaties. In plaats van eerste zelf een pagina te maken (met adresgegevens) waar mensen kunnen inloggen, leggen ze hun lot in handen van de bezoekers die willen inchecken, niet kunnen en dan zelf maar de plaats toevoegen. En zo verlies je als organisatie de controle over je social media.
delen
Misschien heb je bij een berichtje in de tijdlijn al eens de optie "delen" gezien. Wat je als privépersoon kunt delen, is de link die bij het berichtje staat. Het berichtje zelf kun je niet delen. Facebookpagina's kunnen echter wel berichten van elkaar delen. Een pagina kan echter een geheel bericht delen! Dat lijkt niet zo belangrijk, maar pas op! Als jij mijn pagina leuk vindt kan ik door het delen van het bericht van een andere pagina die pagina in je tijdlijn proppen. Niet alleen de link, ergens op internet (bv youtube) maar het hele bericht. Pagina's kunnen dus meer delen dan mensen! Is dat belangrijk? Ja, want op deze manier kunnen "bevriende" pagina's elkaar promoten.
//Update over delen: het lijkt dat je als pagina een bericht kunt delen, maar dat als je een bericht deelt met een link, je alleen nog maar de link deelt//
Google+
Twee opmerkingen over Google+, die ik verder wil uitwerken. Google+ biedt de mogelijkheid om beperkt te delen, net als met lijsten op Facebook. Maar tenzij je na het plaatsen van de update iets wijzigt in de instellingen, kan iemand die Googl+update vervolgens wel openbaar maken. In elk geval een - voor Google+. Zie bijvoorbeeld: https://plus.google.com/102667713914216298332/posts/HYLRg74DP1V
Maar veel belangrijker is de manier waarop Google+ de stream (tijdlijn) aan het vormgeven is. Het wisselt tussen de timestamp van de update zelf en de timestamp van het laatste commentaar bij de update. Vanuit real time search is het laatste van groot belang, denk ik. Maar stel de de gevolgen eens voor: bovenaan in de tijdlijn komen niet de laatst geplaatste berichten, maar de berichten (hoe oud ook) waar het laatste commentaar geleverd is. Zie bijvoorbeeld: https://plus.google.com/105310358762146417461/posts/UCiJ5395C84. Minder verfijnd dan de Edge van Facebook, maar weer een manier waarmee straks mogelijk bedrijven onze tijdlijn in de social media kunnen overnemen!
Deze blog is met name gebaseerd op eigen waarneming en discussie hierover met anderen. Er kunnen fouten zitten in mijn interpretatie van de waarnemingen. Dan hoor ik het graag!
In deze blog daarom aandacht voor zowel de privacy-instellingen als voor de tijdlijn, en vooral ook voor de samenhang ertussen. Deze blog gaat over Facebook. Mijn voornemen is om er morgen een over Google+ te schrijven (een cliffhanger aan het einde van deze blog).Deze blog is met name gebaseerd op eigen waarneming en discussie hierover met anderen. Er kunnen fouten zitten in mijn interpretatie van de waarnemingen. Dan hoor ik het graag!
privacyinstellingen
Via Account, privacyvoorkeuren (rechtsboven) stel je op Facebook je privacyinstellingen in. Een belangrijk onderdeel van de privacyinstellingen in dat je bepaald wie iets kan zien.
Standaard staan de meeste instellingen op "vrienden van vrienden". Dit wil zeggen dat een vriend van een vriend bv jouw updates kan zien. Weliswaar komen die niet in de tijdlijn van die vriend in de tweede graad, maar als je vriend in de eerste graad reageert kan je vriend in de tweede graad het zien.
Voorbeeld: Ik ben vriend van Jan, Jan is vriend van Piet, ik niet. Ik plaats een update en Jan reageert. Piet ziet dan de reactie van Jan en mijn oorspronkelijke update (want hij is een vriend van mijn vriend).
Overigens kan die vriend van je vriend de update ook zien door je profiel aan te klikken.
Ik kan echter ook instellen dat alleen vrienden iets mogen zien. Piet, in bovengenoemd voorbeeld, ziet mijn update dan niet.
Bij privacyvoorkeuren stel je de standaardvoorkeuren in. Je kunt dit echter voor elk bericht aanpassen. Dit heb ik beschreven in deze blog. Ik heb zelf mijn instellingen standaard op "alleen vrienden" staan. Maar soms wil ik dat een bericht door zo veel mogelijk mensen gelezen kan worden. Dan kies ik voor de optie "openbaar", wat wil zeggen dat iedereen het kan zien. Ik hoop dan natuurlijk op een kettingreactie: dat via vrienden (die het in de tijdlijn zien en reageren) en vrienden van vrienden (die ook weer reageren) bij de hele wereld terecht komt. Je privacyinstellingen hebben dus een (indirecte) invloed op de tijdlijn van anderen.
leuk vinden van pagina's
Facebook kennen we vooral van de privéprofielen. Maar pagina's worden steeds belangrijker. Voor CocaCola bijvoorbeeld is de Facebookpagina belangrijker dan de website cocacola.com (en als je deze blog leuk vindt, ga je natuurlijk ook even mijn pagina https://www.facebook.com/TeachMeSo liken).
Je kunt een pagina leuk vinden. CocaCola maakt bijvoorbeeld wel heel duidelijk hoe dat moet. Sterker nog, de hele welkomstpagina www.facebook.com/cocacola is gericht op het verkrijgen van die like. Heb je eenmaal een pagina geliked, dan krijg je alle updates van die pagina netjes in je tijdlijn. Als je weet hoe groot Facebook is, snap je nu waarschijnlijk het belang. 33 miljoen mensen ontvangen de updates van cocacola in hun tijdlijn (overigens kun je dit wel uitzetten zonder te unliken, net zoals je de updates van toepassingen - zoals spelletjes - kunt uitzetten).
Hoe meer pagina's we liken (en hoe meer toepassingen we toestaan), hoe meer onze tijdlijn daardoor beïnvloed wordt. Zeker als we onze tijdlijn laten bepalen door "belangrijkste nieuws" in plaats van "meest recent" bestaat het gevaar dat we straks vooral updates zien van pagina's die we zelf en onze vrienden leuk vinden. Facebook wordt dan van een sociaal netwerk een advertentiepagina!
pagina's en plaatsen
Voor bedrijven en organisaties worden de Facebookpagina's steeds belangrijker. Het is immers een manier om binnen te komen in de tijdlijn van niet alleen de mensen die jouw pagina leuk vinden, maar ook van de vrienden ervan. Met de komst van "Places" is deze mogelijkheid alleen maar groter geworden. Als iemand bij mij op bezoek komt, kan hij inchecken bij #TeachMeSo. Vrienden zien dat en zijn misschien nieuwsgierig. Ze kunnen dan eenvoudig via één klik op de Facebookpagina van #TeachMeSo komen. Een combinatie van Foursquare en de website.
Opmerkelijk vind ik dat er nog zo weinig bedrijven zijn met een eigen, goede, Facebookpagina (en plaats). Als ik de lokale supermarkt binnenloop en ik wil inchecken, dan vind ik die supermarkt niet in Places. Dus maak ik hem aan (en moet die supermarkt zijn plaats EN DUS OOK ZIJN PAGINA in Facebook maar zien te claimen). En dit geldt niet alleen voor de lokale supermarkt, maar voor heel veel bedrijven en organisaties. In plaats van eerste zelf een pagina te maken (met adresgegevens) waar mensen kunnen inloggen, leggen ze hun lot in handen van de bezoekers die willen inchecken, niet kunnen en dan zelf maar de plaats toevoegen. En zo verlies je als organisatie de controle over je social media.
delen
Misschien heb je bij een berichtje in de tijdlijn al eens de optie "delen" gezien. Wat je als privépersoon kunt delen, is de link die bij het berichtje staat. Het berichtje zelf kun je niet delen. Facebookpagina's kunnen echter wel berichten van elkaar delen. Een pagina kan echter een geheel bericht delen! Dat lijkt niet zo belangrijk, maar pas op! Als jij mijn pagina leuk vindt kan ik door het delen van het bericht van een andere pagina die pagina in je tijdlijn proppen. Niet alleen de link, ergens op internet (bv youtube) maar het hele bericht. Pagina's kunnen dus meer delen dan mensen! Is dat belangrijk? Ja, want op deze manier kunnen "bevriende" pagina's elkaar promoten.
//Update over delen: het lijkt dat je als pagina een bericht kunt delen, maar dat als je een bericht deelt met een link, je alleen nog maar de link deelt//
Google+
Twee opmerkingen over Google+, die ik verder wil uitwerken. Google+ biedt de mogelijkheid om beperkt te delen, net als met lijsten op Facebook. Maar tenzij je na het plaatsen van de update iets wijzigt in de instellingen, kan iemand die Googl+update vervolgens wel openbaar maken. In elk geval een - voor Google+. Zie bijvoorbeeld: https://plus.google.com/102667713914216298332/posts/HYLRg74DP1V
Maar veel belangrijker is de manier waarop Google+ de stream (tijdlijn) aan het vormgeven is. Het wisselt tussen de timestamp van de update zelf en de timestamp van het laatste commentaar bij de update. Vanuit real time search is het laatste van groot belang, denk ik. Maar stel de de gevolgen eens voor: bovenaan in de tijdlijn komen niet de laatst geplaatste berichten, maar de berichten (hoe oud ook) waar het laatste commentaar geleverd is. Zie bijvoorbeeld: https://plus.google.com/105310358762146417461/posts/UCiJ5395C84. Minder verfijnd dan de Edge van Facebook, maar weer een manier waarmee straks mogelijk bedrijven onze tijdlijn in de social media kunnen overnemen!
Deze blog is met name gebaseerd op eigen waarneming en discussie hierover met anderen. Er kunnen fouten zitten in mijn interpretatie van de waarnemingen. Dan hoor ik het graag!
vrijdag 12 augustus 2011
De identiteit van je tijdlijn (2): Bepaalt Big Brother wat wij zien?
Vorige week schreef ik al een blog over de tijdlijn in je social media. Wat ik daar schreef over Google+ is inmiddels al weer achterhaald. Google+ heeft zijn tijdlijn aangepast en nu staan de laatste posts weer bovenaan en speelt de laatste reactie geen rol meer (als ik het allemaal goed zie). De meeste reacties die ik van Google+-ers zie, zijn instemmend met deze keuze van Google. En ik vind de keuze zelf in elk geval beter dan die waarbij de laatste reactie bovenaan staat.Toch is dat "last in - up stream" voor mij niet voldoende. Om de simpele reden dat ik niet altijd de hele tijdlijn terugloop tot mijn laatste "kijkmoment". Ik mis dus dingen. En ik niet alleen. Een hoop mensen (ik denk zelfs heel veel mensen) brengen (veel) minder tijd door in hun sociale netwerken dan ik. En dat betekent dat ze meer missen dan ik.
De 21e eeuw zal echter de eeuw in gaan als de eeuw van de strijd om attention. De vorige eeuw was de eeuw waarin de techniek zich ontwikkeld heeft. Die ontwikkeling is ongetwijfeld nog niet voltooid, maar we gaan nu van een tijdperk waarin informatie schaars was naar een tijdperk waarin aandacht schaars is. Sinds de uitvinding van de boekdrukkunst waren het de drukpersen die bepaalden welke informatie er was. En die informatie namen we graag tot ons, zelfs als het ons niet interesseerde. De krant werd helemaal gelezen.
Tegenwoordig is niet informatie maar aandacht schaars. Een leuk voorbeeld is deze blogspot. De afgelopen maand is die een kleine 1500 keer aangeklikt. Hoe vaak een blog daadwerkelijk gelezen is, weet ik niet. Wat ik wel weet is dat ca 20% van de bezoekers hem niet kan lezen, tenzij de ene bekende die in de VS op vakantie is elke blog vijf keer gelezen heeft. Maar dat zal wel niet. Laat ik het eens positief op 1/3 actieve lezers schatten. Klinkt leuk, 500 lezers in een maand. Maar dat is niets tegenover een boek dat ik 10 jaar geleden schreef en waarvan 6000 exemplaren over de toonbank gingen.
De strijd om aandacht is de strijd om de positie in de tijdlijn. Want wie bovenaan staat, of dat nu in de traditionele google-google is, in Facebook of op Twitter, valt als eerste op en heeft de grootste kans als eerste gelezen te worden. En welke mail lees jij het eerst? De plek in de tijdlijn wordt belangrijker en belangrijker naarmate twee ontwikkelingen zich verder voortzetten.
De eerste ontwikkeling is simpelweg de groei van het verkeer binnen onder meer de sociale media. Hoe meer verkeer, hoe langer de tijdlijn en hoe meer het onmogelijk wordt alles (serieus) te lezen. Zorg dus dat je bovenaan staat.
De tweede ontwikkeling is de verdere integratie. Of het nu Google+ wordt of iets anders, ik ben er van overtuigd dat we uiteindelijk allemaal ons eigen portaal naar het internet hebben. Al die verschillende tijdlijnen uit verschillende sociale netwerken (maar naar mijn stellige overtuiging ook uit bijvoorbeeld e-mail) zullen ons geïntegreerd worden aangeboden.
(Over mail: ik merk dat ik dit steeds minder belangrijk vind. Via sociale netwerken krijg ik vaak relevantere zaken binnen dan via mail. Dus waarom zou ik nog alle mail lezen? Ik doe het nog wel, althans de niet-spam mail, maar ik denk dat ik tussen nu en een jaar zal aankondigen dat ik mail niet meer standaard lees. Er zijn andere manieren om iemand te benaderen, pak van mijn part de telefoon!)
De grote vraag is wie uiteindelijk de tijdlijn gaat bepalen. Zijn dat de grote jongens en meisjes op internet, de Googles en de Facebooken, of zijn wij het zelf? Tot nu toe is onze invloed beperkt. Nu kan het nog, is dat nog te doen. Maar straks lukt het niet meer. Wij zullen niet meer onze hele tijdlijn doornemen (inclusief dus de mails en dergelijke), simpelweg omdat er meer informatie op ons af komt dan we aandacht kunnen opbrengen.
En daarom vind ik dat we een beweging moeten beginnen voor het democratiseren van de tijdlijn. Democratiseren in de zin dat wij de macht moeten hebben over onze eigen tijdlijn. Daarbij spelen tal van factoren een rol. Uiteraard zijn dit de factoren die in de edge ranking van Facebook nu al een rol spelen (overigens: zie onder meer de eerste link, je kunt die ranking in Facebook zeker beïnvloeden). Maar er zijn andere zaken. De afgelopen vakantie vond ik het bijvoorbeeld veel interessanter om te zien dat iemand in een restaurantje in de buurt inlogde dan wat mijn Foursquarevrienden in Nederland deden. Maar ik vond dat ook interessanter en belangrijker dan een werkmail of een statusupdate van vrienden in, bijvoorbeeld, Frankrijk. Simpelweg omdat ik wel benieuwd was hoe het eten daar was. (Dat er vervolgens een heel leuk contact ontstond is een ander verhaal). Maar ook mijn humeur (als ik muziek zoek), het tijdstip van de dag (in verband met "zwaarte van de te lezen kost") en het weer (binnen zit ik meestal achter een beter scherm dan buiten, buiten vind ik simpel te lezen websites, liefst afgestemd op mobiele weergave) spelen voor mij een rol in wat ik bovenaan wil staan. En zo kan ik nog heel wat meer factoren bedenken. Als ik een vakantie wil boeken, wil ik andere sites zien dan dat ik me, net na de geboekte vakantie, wat verder in de regio wil verdiepen....
En voor jou, is het misschien heel anders. Dat klopt. Want net zoals mijn optimale tijdlijn wisselt met het moment, zal de optimale tijdlijn voor jou anders zijn dan die van mij.
Krijgen wij grip op de wijze waarop onze tijdlijn wordt weergegeven? Dat is voor mij een van de grootste vragen van deze eeuw. En het antwoord zal mijns inziens bepalen wat overleefd: democratie of Big Brother. Niet omdat die Big Brother kijkt, maar omdat Big Brother bepaalt wat wij zien. Zien, en zijn.
www.cluitmans.nl
De 21e eeuw zal echter de eeuw in gaan als de eeuw van de strijd om attention. De vorige eeuw was de eeuw waarin de techniek zich ontwikkeld heeft. Die ontwikkeling is ongetwijfeld nog niet voltooid, maar we gaan nu van een tijdperk waarin informatie schaars was naar een tijdperk waarin aandacht schaars is. Sinds de uitvinding van de boekdrukkunst waren het de drukpersen die bepaalden welke informatie er was. En die informatie namen we graag tot ons, zelfs als het ons niet interesseerde. De krant werd helemaal gelezen.
Tegenwoordig is niet informatie maar aandacht schaars. Een leuk voorbeeld is deze blogspot. De afgelopen maand is die een kleine 1500 keer aangeklikt. Hoe vaak een blog daadwerkelijk gelezen is, weet ik niet. Wat ik wel weet is dat ca 20% van de bezoekers hem niet kan lezen, tenzij de ene bekende die in de VS op vakantie is elke blog vijf keer gelezen heeft. Maar dat zal wel niet. Laat ik het eens positief op 1/3 actieve lezers schatten. Klinkt leuk, 500 lezers in een maand. Maar dat is niets tegenover een boek dat ik 10 jaar geleden schreef en waarvan 6000 exemplaren over de toonbank gingen.
De strijd om aandacht is de strijd om de positie in de tijdlijn. Want wie bovenaan staat, of dat nu in de traditionele google-google is, in Facebook of op Twitter, valt als eerste op en heeft de grootste kans als eerste gelezen te worden. En welke mail lees jij het eerst? De plek in de tijdlijn wordt belangrijker en belangrijker naarmate twee ontwikkelingen zich verder voortzetten.
De eerste ontwikkeling is simpelweg de groei van het verkeer binnen onder meer de sociale media. Hoe meer verkeer, hoe langer de tijdlijn en hoe meer het onmogelijk wordt alles (serieus) te lezen. Zorg dus dat je bovenaan staat.
De tweede ontwikkeling is de verdere integratie. Of het nu Google+ wordt of iets anders, ik ben er van overtuigd dat we uiteindelijk allemaal ons eigen portaal naar het internet hebben. Al die verschillende tijdlijnen uit verschillende sociale netwerken (maar naar mijn stellige overtuiging ook uit bijvoorbeeld e-mail) zullen ons geïntegreerd worden aangeboden.
(Over mail: ik merk dat ik dit steeds minder belangrijk vind. Via sociale netwerken krijg ik vaak relevantere zaken binnen dan via mail. Dus waarom zou ik nog alle mail lezen? Ik doe het nog wel, althans de niet-spam mail, maar ik denk dat ik tussen nu en een jaar zal aankondigen dat ik mail niet meer standaard lees. Er zijn andere manieren om iemand te benaderen, pak van mijn part de telefoon!)
De grote vraag is wie uiteindelijk de tijdlijn gaat bepalen. Zijn dat de grote jongens en meisjes op internet, de Googles en de Facebooken, of zijn wij het zelf? Tot nu toe is onze invloed beperkt. Nu kan het nog, is dat nog te doen. Maar straks lukt het niet meer. Wij zullen niet meer onze hele tijdlijn doornemen (inclusief dus de mails en dergelijke), simpelweg omdat er meer informatie op ons af komt dan we aandacht kunnen opbrengen.
En daarom vind ik dat we een beweging moeten beginnen voor het democratiseren van de tijdlijn. Democratiseren in de zin dat wij de macht moeten hebben over onze eigen tijdlijn. Daarbij spelen tal van factoren een rol. Uiteraard zijn dit de factoren die in de edge ranking van Facebook nu al een rol spelen (overigens: zie onder meer de eerste link, je kunt die ranking in Facebook zeker beïnvloeden). Maar er zijn andere zaken. De afgelopen vakantie vond ik het bijvoorbeeld veel interessanter om te zien dat iemand in een restaurantje in de buurt inlogde dan wat mijn Foursquarevrienden in Nederland deden. Maar ik vond dat ook interessanter en belangrijker dan een werkmail of een statusupdate van vrienden in, bijvoorbeeld, Frankrijk. Simpelweg omdat ik wel benieuwd was hoe het eten daar was. (Dat er vervolgens een heel leuk contact ontstond is een ander verhaal). Maar ook mijn humeur (als ik muziek zoek), het tijdstip van de dag (in verband met "zwaarte van de te lezen kost") en het weer (binnen zit ik meestal achter een beter scherm dan buiten, buiten vind ik simpel te lezen websites, liefst afgestemd op mobiele weergave) spelen voor mij een rol in wat ik bovenaan wil staan. En zo kan ik nog heel wat meer factoren bedenken. Als ik een vakantie wil boeken, wil ik andere sites zien dan dat ik me, net na de geboekte vakantie, wat verder in de regio wil verdiepen....
En voor jou, is het misschien heel anders. Dat klopt. Want net zoals mijn optimale tijdlijn wisselt met het moment, zal de optimale tijdlijn voor jou anders zijn dan die van mij.
Krijgen wij grip op de wijze waarop onze tijdlijn wordt weergegeven? Dat is voor mij een van de grootste vragen van deze eeuw. En het antwoord zal mijns inziens bepalen wat overleefd: democratie of Big Brother. Niet omdat die Big Brother kijkt, maar omdat Big Brother bepaalt wat wij zien. Zien, en zijn.
www.cluitmans.nl
De identiteit van mijn eerste PC
De PC bestaat dertig jaar. En hoe je er ook moge denken, wat mij betreft is dat een feestje waard. Het is schier ongelooflijk om te zien hoe het apparaat zich in die dertig jaar ontwikkeld heeft. En tegelijkertijd ook hetzelfde is gebleven.
Mijn eerste pc is wat jonger en stamt uit eind 86 of begin 87. Laat ik het in het kader van de feestgedachte maar op het eerste houden, dan vier ik dit jaar mijn 25-jarige pc-bestaan.
Mijn eerste pc was een Amstrad 1512. Helaas had ik als arme student het geld niet voor een harde schijf, dus ik moest het doen met de twee 5 1/4 inch floppy drives. Maar wat deerde dat. Ik had een pc! En bovendien wist ik al twee dingen: als in de handleiding stond dat je je floppy's moest kopiëren was het NIET de bedoeling om ze onder het kopieerapparaat te leggen, en je moest ze ook niet doorboren met een perforator en ze vervolgens in een ordner stoppen. Vier floppy's, zo kan ik me herinneren, zaten erbij. In vier kleuren, volgens mij rood, geel, groen en blauw. De eerste avond was nog een grote teleurstelling, want de leverancier (ik ben de naam kwijt, maar destijds een grote Nijmeegse computerzaak, tegenover de HEMA) had me een verkeerde monitor geleverd. En ja, dan past ie niet he....
Maar goed, een dag later had ik de goede monitor en een werkbare pc. En wat voor één. Een Amstrad met een GEM grafische interface. Heel in de verte moest het aan Apple doen denken, maar dan wel stukken goedkoper.
De volgende stap was natuurlijk de software regelen en via een collega-student kreeg ik de beschikking over een versie van WordPerfect 4.2., wat op dat moment echt meer dan to trendy was. Waar ploeteren met Wordstar al geavanceerd was, had ik een schat van zeven zwarte kopieën van een echte WP4.2. Whoowwwwww..... Opstarten duurde natuurlijk wel even. Eerst moet de MS-DOsdisk van de Amstrad in de A-drive en als MS-Dos gelezen in het geheugen met een fabuleuze omvang van 512 K (was dat niks, 512 K? Nou de eerste IBM in 1981 had er 16! Ok, er waren er met 640 maar 512, dat was toch heel wat!), en dan vervangen worden door de opstartdisk van WP4.2. In de B-drive ging dan de andere floppy, voor de bestanden. Floppy's van 360 K, waar ik druk mappen op maakte alsof het niets was om mijn bestanden natuurlijk zo netjes mogelijk te ordenen. Hele boeken gingen er op, leek het.
Alvorens ik WP4.2 (want daar ging het om) echt kon gebruiken was er nog een berg te overwinnen. Want een computer, ja dat was voor mij toch vooral een soort moderne typemachine. Natuurlijk, ik speelde wel eens met PCCalc en later zelfs met Dbase (II meen ik), maar het ging er niet om dat er iets op het scherm kwam, het moest uiteindelijk op papier. En die Amstrad van mij had een heuse printer, een naaldprinter met van de rollen kettingpapier. Ook een Amstrad die printer. Maar wie nu denkt dat die Amstrad printer, de Amstrad PC en WP4.2. samenwerkten, heeft het mis. Want om de printer te laten werken, had je een printerdefinitie nodig. En voor mijn Amstradprinter zat die niet in de definities op mijn WP4.2 floppys. Gelukkig bood de handleiding van de printer, met tientallen tabellen uitkomst. En na nachten ploeteren had ik mijn eigen printerdefinitie. Perfect was deze niet, want als ik bijvoorbeeld een ander lettertype wilde moest ik het printen stoppen en de zogenaamde dip-switches achter op de printer in een andere stand zetten, maar ik kon normaal, vet, cursief, onderstreept, groter en kleiner printen in wel 20 lettertypen!
Ondanks GEM (dat me waarschijnlijk jaren van Windows heeft weggehouden), was de Amstrad een prachtding voor me. Vanuit MS-Dos, waarmee ik al snel kon lezen en schrijven, bestuurde ik mijn machine. En nadat ik de handleiding WP4.2. helemaal had doorgelezen en de ontelbare mogelijkheden ontdekte, was ik helemaal de koning te rijk. Ik kon automatisch nummeren, ik kon automatische inhoudsopgaven en indexen maken, zelfs kruisverwijzingen bestonden al. Voetnoten, eindnoten, het was in één woord geweldig. Nog steeds ben ik er van overtuigd dat ik toen al 10 keer zoveel uit een tekstverwerker haalde dan de gemiddelde gebruiker nu met bijvoorbeeld Word.
(Met MS-Dos heb ik nog veel gelachen. Zoals de ochtenden in mijn vervangende dienst dat ik altijd de autoexec veranderde met de meest fantastische opstartteksten, zoals "Explode is set on. Leave the building". Leuk, omdat er naast me iemand zat die net zoveel verstand had van computers toen als ik nu.)
Mijn Amstrad heeft langer dienstgedaan dan enig andere computer. En hij heeft veel diensten bewezen. Ik schreef er mijn afstudeerscriptie op, een vriendin van me deed een jaar later hetzelfde en ik heb er samen met iemand nog een boek op geschreven.
Pas in 1992 werd hij vervangen, door en bijna even oude IBM, een XT S met 20 MB harde schijf. Per trein in een grote weekendtas vervoert van Amsterdam naar Nijmegen, en gekocht voor 50 euro. Eigenlijk een achterhaald apparaat want Windows 3.11 was al gemeengoed, maar aangezien voor mij de pc nog steeds de veredelde typemachine was had ik besloten om het geld te besteden aan een printer, niet aan een pc. En dat werd een echte, heuse HP Laserjet 4L. Echt waar, een Laserprinter! Een gewone particuliere sterveling met een Laserprinter!
Daarna ging het echter snel. De XT werd noodgedwongen een jaar later vervangen, want XS4All maakte iets mogelijk dat voor mij de eerste revolutie op pc-gebied was sinds de aanschaf van mijn geliefde Amstradje: Internet! De pc was niet meer, niet meer in de zin van dat het mijn persoonlijke eigen PC was. De PC was een onderdeel geworden van een groter geheel, een geheel dat tot een immense structuur is uitgegroeid. Met een datahoeveelheid die in 1986 niet voor te stellen was. Als ik alleen al even de opslaghoeveelheid aan de tafel waar ik nu zit en de daarmee verbonden apparaten in huis optel: 1,5 T harde schijf, vijf laptops / netbooks met gemiddeld ca 200 G, een Ipod met 160 en nog eens een viertal telefoons met samen een 50 G. Ruim 2,5 TerraByte aan geheugen. Oftwel 2,5*10^12 byte. Vergelijk dat met de oude floppy van 360.10^3...Dat zijn zo'n 7 miljoen floppy's. Heel wat kopieer- en perferatorwerk om die allemaal netjes op te bergen.
(NB1. Volgens WIKI is 2,5 T gelijk aan 2.000 miljard floppy's ..... van 1,44 MB.... Dus 8.000 miljard floppy's van 51/4 MB met 360 K aan capaciteit. Maar ik vertrouw toch even op mijn eigen rekenwerk.)
(NB2. Eerder schreef ik een blog over privacy en de ontwikkeling in mijn denken hierover. Deze blog vind je hier.)
www.cluitmans.nl
Mijn eerste pc is wat jonger en stamt uit eind 86 of begin 87. Laat ik het in het kader van de feestgedachte maar op het eerste houden, dan vier ik dit jaar mijn 25-jarige pc-bestaan.
Mijn eerste pc was een Amstrad 1512. Helaas had ik als arme student het geld niet voor een harde schijf, dus ik moest het doen met de twee 5 1/4 inch floppy drives. Maar wat deerde dat. Ik had een pc! En bovendien wist ik al twee dingen: als in de handleiding stond dat je je floppy's moest kopiëren was het NIET de bedoeling om ze onder het kopieerapparaat te leggen, en je moest ze ook niet doorboren met een perforator en ze vervolgens in een ordner stoppen. Vier floppy's, zo kan ik me herinneren, zaten erbij. In vier kleuren, volgens mij rood, geel, groen en blauw. De eerste avond was nog een grote teleurstelling, want de leverancier (ik ben de naam kwijt, maar destijds een grote Nijmeegse computerzaak, tegenover de HEMA) had me een verkeerde monitor geleverd. En ja, dan past ie niet he....
Maar goed, een dag later had ik de goede monitor en een werkbare pc. En wat voor één. Een Amstrad met een GEM grafische interface. Heel in de verte moest het aan Apple doen denken, maar dan wel stukken goedkoper.
De volgende stap was natuurlijk de software regelen en via een collega-student kreeg ik de beschikking over een versie van WordPerfect 4.2., wat op dat moment echt meer dan to trendy was. Waar ploeteren met Wordstar al geavanceerd was, had ik een schat van zeven zwarte kopieën van een echte WP4.2. Whoowwwwww..... Opstarten duurde natuurlijk wel even. Eerst moet de MS-DOsdisk van de Amstrad in de A-drive en als MS-Dos gelezen in het geheugen met een fabuleuze omvang van 512 K (was dat niks, 512 K? Nou de eerste IBM in 1981 had er 16! Ok, er waren er met 640 maar 512, dat was toch heel wat!), en dan vervangen worden door de opstartdisk van WP4.2. In de B-drive ging dan de andere floppy, voor de bestanden. Floppy's van 360 K, waar ik druk mappen op maakte alsof het niets was om mijn bestanden natuurlijk zo netjes mogelijk te ordenen. Hele boeken gingen er op, leek het.
Alvorens ik WP4.2 (want daar ging het om) echt kon gebruiken was er nog een berg te overwinnen. Want een computer, ja dat was voor mij toch vooral een soort moderne typemachine. Natuurlijk, ik speelde wel eens met PCCalc en later zelfs met Dbase (II meen ik), maar het ging er niet om dat er iets op het scherm kwam, het moest uiteindelijk op papier. En die Amstrad van mij had een heuse printer, een naaldprinter met van de rollen kettingpapier. Ook een Amstrad die printer. Maar wie nu denkt dat die Amstrad printer, de Amstrad PC en WP4.2. samenwerkten, heeft het mis. Want om de printer te laten werken, had je een printerdefinitie nodig. En voor mijn Amstradprinter zat die niet in de definities op mijn WP4.2 floppys. Gelukkig bood de handleiding van de printer, met tientallen tabellen uitkomst. En na nachten ploeteren had ik mijn eigen printerdefinitie. Perfect was deze niet, want als ik bijvoorbeeld een ander lettertype wilde moest ik het printen stoppen en de zogenaamde dip-switches achter op de printer in een andere stand zetten, maar ik kon normaal, vet, cursief, onderstreept, groter en kleiner printen in wel 20 lettertypen!
Ondanks GEM (dat me waarschijnlijk jaren van Windows heeft weggehouden), was de Amstrad een prachtding voor me. Vanuit MS-Dos, waarmee ik al snel kon lezen en schrijven, bestuurde ik mijn machine. En nadat ik de handleiding WP4.2. helemaal had doorgelezen en de ontelbare mogelijkheden ontdekte, was ik helemaal de koning te rijk. Ik kon automatisch nummeren, ik kon automatische inhoudsopgaven en indexen maken, zelfs kruisverwijzingen bestonden al. Voetnoten, eindnoten, het was in één woord geweldig. Nog steeds ben ik er van overtuigd dat ik toen al 10 keer zoveel uit een tekstverwerker haalde dan de gemiddelde gebruiker nu met bijvoorbeeld Word.
(Met MS-Dos heb ik nog veel gelachen. Zoals de ochtenden in mijn vervangende dienst dat ik altijd de autoexec veranderde met de meest fantastische opstartteksten, zoals "Explode is set on. Leave the building". Leuk, omdat er naast me iemand zat die net zoveel verstand had van computers toen als ik nu.)
Mijn Amstrad heeft langer dienstgedaan dan enig andere computer. En hij heeft veel diensten bewezen. Ik schreef er mijn afstudeerscriptie op, een vriendin van me deed een jaar later hetzelfde en ik heb er samen met iemand nog een boek op geschreven.
Pas in 1992 werd hij vervangen, door en bijna even oude IBM, een XT S met 20 MB harde schijf. Per trein in een grote weekendtas vervoert van Amsterdam naar Nijmegen, en gekocht voor 50 euro. Eigenlijk een achterhaald apparaat want Windows 3.11 was al gemeengoed, maar aangezien voor mij de pc nog steeds de veredelde typemachine was had ik besloten om het geld te besteden aan een printer, niet aan een pc. En dat werd een echte, heuse HP Laserjet 4L. Echt waar, een Laserprinter! Een gewone particuliere sterveling met een Laserprinter!
Daarna ging het echter snel. De XT werd noodgedwongen een jaar later vervangen, want XS4All maakte iets mogelijk dat voor mij de eerste revolutie op pc-gebied was sinds de aanschaf van mijn geliefde Amstradje: Internet! De pc was niet meer, niet meer in de zin van dat het mijn persoonlijke eigen PC was. De PC was een onderdeel geworden van een groter geheel, een geheel dat tot een immense structuur is uitgegroeid. Met een datahoeveelheid die in 1986 niet voor te stellen was. Als ik alleen al even de opslaghoeveelheid aan de tafel waar ik nu zit en de daarmee verbonden apparaten in huis optel: 1,5 T harde schijf, vijf laptops / netbooks met gemiddeld ca 200 G, een Ipod met 160 en nog eens een viertal telefoons met samen een 50 G. Ruim 2,5 TerraByte aan geheugen. Oftwel 2,5*10^12 byte. Vergelijk dat met de oude floppy van 360.10^3...Dat zijn zo'n 7 miljoen floppy's. Heel wat kopieer- en perferatorwerk om die allemaal netjes op te bergen.
(NB1. Volgens WIKI is 2,5 T gelijk aan 2.000 miljard floppy's ..... van 1,44 MB.... Dus 8.000 miljard floppy's van 51/4 MB met 360 K aan capaciteit. Maar ik vertrouw toch even op mijn eigen rekenwerk.)
(NB2. Eerder schreef ik een blog over privacy en de ontwikkeling in mijn denken hierover. Deze blog vind je hier.)
www.cluitmans.nl
donderdag 11 augustus 2011
De identiteit van SoMerellen.....
Misschien moeten we het maar SoMerellen gaan noemen, de gebeurtenissen in Engeland. In elk geval wijst David Cameron richting sociale media, niet zozeer als de oorzaak van de rellen, maar wel als communicatiemiddel dat blijkbaar de rellen zou bevorderen. En daarom zou onderzocht moeten worden of (in bepaalde omstandigheden) de stekker eruit zou kunnen.
Nu is het allereerst natuurlijk zo dat de stekker uit de sociale media trekken vergelijkbaar is met het platleggen van het complete telefoonverkeer op het moment dat de telefoon gebruikt wordt voor het plannen van geweld, wanorde en criminaliteit. Of denkt Cameron aan een soort "digitaal straatverbod" voor bepaalde mensen? Lastig, want gaat er dan een agent aan de internetpoort zitten die je digitaal fouilleert, zoekend naar verkeerde bedoelingen? Lijkt me onbegonnen werk, zeker omdat ik binnen een paar minuten een nieuw profiel heb aangemaakt. Controle op IP-adressen? Laat me niet lachen... Dat kon misschien vijftien jaar geleden nog maar zal nu weinig opleveren. Daarvoor is de internettoegang veel te veel een gemeengoed geworden waar we op verschillende plekken op verschillende manieren toegang tot hebben (op het moment van tikken heb ik drie smartfoons met allemaal een eigen 3G liggen naast de wifi waar ik nu op werk, zie ik twee onbeveiligde netwerken en heb ik een open netwerk op een paar honderd meter afstand plus een weliswaar met een toegangscode beveiligd netwerk, maar wel eentje in een gebouw waar de toegangscode op elke tafel staat).
Goed, laten we er maar vanuit gaan dat het digitale straatverbod geen optie is. Wat gaat Cameron dan doen? Facebook en Twitter plat leggen? En Hyves... ja, daar kunnen Engelsen ook op natuurlijk. Maar zijn we er dan? Nee wacht, we moeten Myspace natuurlijk niet vergeten. En wat te denken van Friendster en Windows Live Space? En laten we Google+ er voor de zekerheid ook maar bij doen. Hoewel: kunnen we Google+ platleggen zonder Google als geheel plat te leggen? Ik weet het niet, maar ik hoop het voor Cameron van wel, want hij zal natuurlijk wel moeten Googlen om al die andere sites te vinden. En dat zijn er nogal wat... Ik zou als ik hem was in elk geval meteen alle sites die op Best Social Networking staan, uit de lucht halen. Alleen, het lijst is lang niet volledig. De 160 miljoen gebruikers van het Chinese Renren vinden hun eigen site niet terug. Moeten we natuurlijk wel Chinees leren maar och, met een paar screenprints vinden we zo onze weg.
En dan zijn er nog heel wat sites die vaak niet direct als sociale media gezien worden, maar die eigenlijk ook wel goed bruikbaar zijn. Misschien met zijn allen op een betaalde datingsite? En marktplaats, kan ik daar niet een relletje te koop aanbieden?
Beste meneer Cameron, hou het voor uzelf simpel en trek te stekker uit het internet. Leg alles plat om te voorkomen dat er rellen ontstaan. Of denk eens na over de oorzaken, en probeer die te bestrijden. Opstand en oproer zijn van alle tijden. Ik kan me herinneren in mijn geschiedenisstudie hier ooit een boek over gelezen te hebben. Het staat ergens in de kast, maar ik Google het even niet naar boven (toch niet omdat Cameron al aan het werk is met het platleggen van opstanden en oproeren via internet?). Het was een studie geschiedenis (niet futorologie) en ergens in de jaren '80. Dus waarschijnlijk waren die opstanden en oproeren er al voor er sociale media waren.
www.cluitmans.nl
Nu is het allereerst natuurlijk zo dat de stekker uit de sociale media trekken vergelijkbaar is met het platleggen van het complete telefoonverkeer op het moment dat de telefoon gebruikt wordt voor het plannen van geweld, wanorde en criminaliteit. Of denkt Cameron aan een soort "digitaal straatverbod" voor bepaalde mensen? Lastig, want gaat er dan een agent aan de internetpoort zitten die je digitaal fouilleert, zoekend naar verkeerde bedoelingen? Lijkt me onbegonnen werk, zeker omdat ik binnen een paar minuten een nieuw profiel heb aangemaakt. Controle op IP-adressen? Laat me niet lachen... Dat kon misschien vijftien jaar geleden nog maar zal nu weinig opleveren. Daarvoor is de internettoegang veel te veel een gemeengoed geworden waar we op verschillende plekken op verschillende manieren toegang tot hebben (op het moment van tikken heb ik drie smartfoons met allemaal een eigen 3G liggen naast de wifi waar ik nu op werk, zie ik twee onbeveiligde netwerken en heb ik een open netwerk op een paar honderd meter afstand plus een weliswaar met een toegangscode beveiligd netwerk, maar wel eentje in een gebouw waar de toegangscode op elke tafel staat).
Goed, laten we er maar vanuit gaan dat het digitale straatverbod geen optie is. Wat gaat Cameron dan doen? Facebook en Twitter plat leggen? En Hyves... ja, daar kunnen Engelsen ook op natuurlijk. Maar zijn we er dan? Nee wacht, we moeten Myspace natuurlijk niet vergeten. En wat te denken van Friendster en Windows Live Space? En laten we Google+ er voor de zekerheid ook maar bij doen. Hoewel: kunnen we Google+ platleggen zonder Google als geheel plat te leggen? Ik weet het niet, maar ik hoop het voor Cameron van wel, want hij zal natuurlijk wel moeten Googlen om al die andere sites te vinden. En dat zijn er nogal wat... Ik zou als ik hem was in elk geval meteen alle sites die op Best Social Networking staan, uit de lucht halen. Alleen, het lijst is lang niet volledig. De 160 miljoen gebruikers van het Chinese Renren vinden hun eigen site niet terug. Moeten we natuurlijk wel Chinees leren maar och, met een paar screenprints vinden we zo onze weg.
En dan zijn er nog heel wat sites die vaak niet direct als sociale media gezien worden, maar die eigenlijk ook wel goed bruikbaar zijn. Misschien met zijn allen op een betaalde datingsite? En marktplaats, kan ik daar niet een relletje te koop aanbieden?
Beste meneer Cameron, hou het voor uzelf simpel en trek te stekker uit het internet. Leg alles plat om te voorkomen dat er rellen ontstaan. Of denk eens na over de oorzaken, en probeer die te bestrijden. Opstand en oproer zijn van alle tijden. Ik kan me herinneren in mijn geschiedenisstudie hier ooit een boek over gelezen te hebben. Het staat ergens in de kast, maar ik Google het even niet naar boven (toch niet omdat Cameron al aan het werk is met het platleggen van opstanden en oproeren via internet?). Het was een studie geschiedenis (niet futorologie) en ergens in de jaren '80. Dus waarschijnlijk waren die opstanden en oproeren er al voor er sociale media waren.
www.cluitmans.nl
woensdag 10 augustus 2011
De identiteit van de SoMebalans: update door Google+ en mezelf
Een van de eerste blogs die ik schreef, ging over de SoMebalans. En ik dacht een manier gevonden te hebben om na te gaan of mijn sociale medialeven wel in balans is. Nu, een paar maanden later, is die blog net zo achterhaald als mijn oude Nokia die ik aan mijn zoontje van 9 heb gegeven.
Voor een deel komt dat door Google+. Hoewel er nog maar weinig mensen gebruik maken van dit netwerk, heeft Google+ mijn aandacht wel verschoven. Want in dit tijdperk van social media gaat het om "attention". De ontvanger bepaalt, niet de zender. En de afgelopen weken heb ik heel wat tijd op Google+ doorgebracht. Zeker de eerste dagen was dat spannend en interessant. Want ik leerde veel nieuwe mensen kennen die bezig waren met "het nieuwe". Veel updates over social media, over Google+, hoe het werkt en wat het is. En waar Google+ zich in onderscheidde van bijvoorbeeld Facebook was (is, hoewel als je nu is leest je natuurlijk ook onderscheidt moet lezen in plaats van de verleden tijd) dat het veelal contacten waren met onbekenden. Even moest ik terugdenken aan mijn eerste internetjaren in 93-94 of daaromtrent, met het fantastische (toen) compuservenetwerk, de nieuwsgroepen etc. Maar Google+ valt steeds meer tegen. Steeds meer staan in mijn tijdlijn updates van mensen die (weliswaar mooie) foto's of andere persoonlijke uitingen plaatsen. En zelfs de eerste "ik-ga-naar-de-kapper-update" heb ik al gezien. Tsja, dat kenden we al....
De tweede reden is toch Facebook. Mijn aantal Facebookcontacten is inmiddels 50%+ van mijn aantal Linkedincontacten. Volgens mijn eerste blog over de SoMebalans zou dat niet kunnen, tenzij ik werkloos ben misschien. Maar werkloos ben ik niet, integendeel. Werk teveel zou ik bijna zeggen. Ik merk echter dat Facebook ook bij ons steeds meer gebruikt wordt als een netwerk waarin "vriend" een veel ruimer begrip is dan dat ik in mijn hoofd had toen ik bovengenoemde blog schreef. Facebook groeit meer en meer naar een netwerk toe waarin werk en privé verbonden zijn, precies zoals in ons alles persoonlijke leven gebeurt.
Daarom is het tijd voor een nieuwe berekening van de SoMebalans. En wie daar op zit te wachten, moet ik teleurstellen. Die heb ik nog niet. Vooral niet, omdat ik niet weet welke social media we thans in die balans moeten opnemen. Over Facebook twijfel ik niet, over Linkedin wel. Twitter? Geen flauw idee meer. Google+? Ik verander dagelijks van mening. Foursquare? Geef ik een goede kans. En dan nog die honderden anderen... Ik weet het gewoon niet. En daarom besluit ik vooralsnog dat mijn SoMebalans in orde is als ik me er zelf goed bij voel.
www.cluitmans.nl
Voor een deel komt dat door Google+. Hoewel er nog maar weinig mensen gebruik maken van dit netwerk, heeft Google+ mijn aandacht wel verschoven. Want in dit tijdperk van social media gaat het om "attention". De ontvanger bepaalt, niet de zender. En de afgelopen weken heb ik heel wat tijd op Google+ doorgebracht. Zeker de eerste dagen was dat spannend en interessant. Want ik leerde veel nieuwe mensen kennen die bezig waren met "het nieuwe". Veel updates over social media, over Google+, hoe het werkt en wat het is. En waar Google+ zich in onderscheidde van bijvoorbeeld Facebook was (is, hoewel als je nu is leest je natuurlijk ook onderscheidt moet lezen in plaats van de verleden tijd) dat het veelal contacten waren met onbekenden. Even moest ik terugdenken aan mijn eerste internetjaren in 93-94 of daaromtrent, met het fantastische (toen) compuservenetwerk, de nieuwsgroepen etc. Maar Google+ valt steeds meer tegen. Steeds meer staan in mijn tijdlijn updates van mensen die (weliswaar mooie) foto's of andere persoonlijke uitingen plaatsen. En zelfs de eerste "ik-ga-naar-de-kapper-update" heb ik al gezien. Tsja, dat kenden we al....
De tweede reden is toch Facebook. Mijn aantal Facebookcontacten is inmiddels 50%+ van mijn aantal Linkedincontacten. Volgens mijn eerste blog over de SoMebalans zou dat niet kunnen, tenzij ik werkloos ben misschien. Maar werkloos ben ik niet, integendeel. Werk teveel zou ik bijna zeggen. Ik merk echter dat Facebook ook bij ons steeds meer gebruikt wordt als een netwerk waarin "vriend" een veel ruimer begrip is dan dat ik in mijn hoofd had toen ik bovengenoemde blog schreef. Facebook groeit meer en meer naar een netwerk toe waarin werk en privé verbonden zijn, precies zoals in ons alles persoonlijke leven gebeurt.
Daarom is het tijd voor een nieuwe berekening van de SoMebalans. En wie daar op zit te wachten, moet ik teleurstellen. Die heb ik nog niet. Vooral niet, omdat ik niet weet welke social media we thans in die balans moeten opnemen. Over Facebook twijfel ik niet, over Linkedin wel. Twitter? Geen flauw idee meer. Google+? Ik verander dagelijks van mening. Foursquare? Geef ik een goede kans. En dan nog die honderden anderen... Ik weet het gewoon niet. En daarom besluit ik vooralsnog dat mijn SoMebalans in orde is als ik me er zelf goed bij voel.
www.cluitmans.nl
De identiteit van een Naers jungske
Ik kijk steeds meer Neer op internet. Dat zal ongetwijfeld komen omdat ik ouder word. Want een jaar of dertig geleden fietste ik hard elke bult op om Neer maar zo snel mogelijk uit te komen. Want Neer, dat was toch het dorp dat van de dorpen op het Midden-Limburgse platteland het meest achtergebleven was. Ongetwijfeld kwam dat omdat Neer zowel ver van Roermond als van Venlo af lag, verder in elk geval dan de meeste andere dorpen in de omtrek. En Roermond en Venlo, dat waren natuurlijk wereldsteden voor een dorpeling. En jarenlang heb ik me domweg niet gerealiseerd dat er in Neer tegenwoordig ook internet is.
Neer, dat was in mijn jeugd al een bijzonder dorp. Het was een zelfstandige gemeente maar deelde de burgemeester met Kessel, het dorp zeven kilometer noordwaarts. Regionaal gezien was dat al merkwaardig, wat Neer rekende zich toch primair tot Roermonds georiënteerde Midden-Limburg terwijl Kessel meer op het Noord-Limburgse Venlo was georiënteerd. Bij de latere herindelingen zijn Neer en Kessel dan ook altijd gescheiden gebleven.
Zoals Neer een bijzonder dorp was, was de straat waar ik ben opgegroeid een bijzondere straat. Allereerst omdat de woningen in ons deel van de straat gebouwd zijn door mijn opa, Sieje Sjeng. Behalve dan het huis van mijn oma, naast ons. Dat is gebouwd door mijn ooms en zelfs ik heb daar als kind een steentje van gelegd. Maar meer nog omdat dat deel van de straat in de jaren '60 en '70 een bijzonder lage straatnaamstabiliteit had: Venne werd Keizerboslaan, Keizerboslaan werd Dries. Met om de hoek de "Witte Kapel", waar twee keer per jaar een processie langs trok en waar een broer van mijn moeder begraven ligt, samen met een aantal vriendjes die, terwijl Neer al bevrijd was onder het toezicht van (ik meen) Amerikanen met een granaat aan het voetballen waren bij het Patronaatsgebouw. Mooie foto's van de omgeving zijn trouwens te vinden op het Facebookprofiel van Multi Art Creation (maar aangezien ik haar privacyinstellingen niet ken, weet ik niet of de link voor iedereen werkt).
Maar goed. Deze blog gaat niet over Dries, de Keizerboslaan of het Venne, maar het dorp dat ik op mijn achttiende de rug toe keerde (of eigenlijk al eerder, maar toen ook echt verliet). En over het opvallende dat ik steeds meer Neer kijk op internet. Want, wat ik 25 jaar geleden niet had kunnen geloven, internet is ook in Neer. Op Facebook bijvoorbeeld zijn net zo veel van mijn contacten geboren in Neer als in Elst (degene die het niet opgegeven hebben niet meegenomen uiteraard). Het dorp, dat op toen ik vijftien was de meest achterlijke plaats op de wereld leek, is ook digitaal!
Maar Neer is dan ook niet meer zo maar een dorp. Neer is het leukste dorp van Limburg! Dat is oud nieuws, maar het is nog wel zo. Neer, dat gat "tusse baek, kenaal en Maas" is geen gat meer, maar een dorp, een leuk dorp, HET LEUKSTE DORP, volgens de Limburgers dan. En daar ben zelfs ik een beetje trots op. Zoals ik tranen in mijn ogen kreeg toen ik hoorde dan onze eigen schutterij Sint Sebastianus "Um haaj". "Um" is "hem" en "hem" is "De Oude Limburger". Dat was in 2008, 60 naar nadat Neer volkomen ten onrechte de winst in dit schuttersfestijn onthouden was. En als was ik meer dan 20 jaar weg uit Neer, ook voor mij voelde het als de genoegdoening die een Nederlander pas zal voelen als Oranje eindelijk een keer een finale van Duitsland wint. En ik zal het maar bekennen: die ringtone op mijn telefoon twee jaar geleden was het refrein van "Gaer noa Naer".
En hoe meer ik Neer leer kennen, hoe meer Neer ik kijk op internet. Zoals naar Herman Smeets, die dan wel in Eindhoven mag wonen, maar natuurlijk een echt Naers junske is. Herman, met zijn stemmetjes, de imitator en humorist. Maar het mooist is toch wel Piet van Toon. Piet, die samen met An vroeger een café had met een wc zonder doorstromend water. Daar stond een emmer bij en na drie wc-beurten was die emmer leeg en kon je niet meer "doorspoelen". Althans, zo is mijn herinnering. Of het waar is, weet ik niet meer zeker. Maar die Piet, die in mijn herinnering al een bejaarde was toen ik vijftien was, heeft zelfs zijn eigen Youtubekanaal. Al moet ik heel eerlijk bekennen dat Piet niet de reden is dat ik steeds meer Neer kijk op internet.
www.cluitmans.nl
Neer, dat was in mijn jeugd al een bijzonder dorp. Het was een zelfstandige gemeente maar deelde de burgemeester met Kessel, het dorp zeven kilometer noordwaarts. Regionaal gezien was dat al merkwaardig, wat Neer rekende zich toch primair tot Roermonds georiënteerde Midden-Limburg terwijl Kessel meer op het Noord-Limburgse Venlo was georiënteerd. Bij de latere herindelingen zijn Neer en Kessel dan ook altijd gescheiden gebleven.
Zoals Neer een bijzonder dorp was, was de straat waar ik ben opgegroeid een bijzondere straat. Allereerst omdat de woningen in ons deel van de straat gebouwd zijn door mijn opa, Sieje Sjeng. Behalve dan het huis van mijn oma, naast ons. Dat is gebouwd door mijn ooms en zelfs ik heb daar als kind een steentje van gelegd. Maar meer nog omdat dat deel van de straat in de jaren '60 en '70 een bijzonder lage straatnaamstabiliteit had: Venne werd Keizerboslaan, Keizerboslaan werd Dries. Met om de hoek de "Witte Kapel", waar twee keer per jaar een processie langs trok en waar een broer van mijn moeder begraven ligt, samen met een aantal vriendjes die, terwijl Neer al bevrijd was onder het toezicht van (ik meen) Amerikanen met een granaat aan het voetballen waren bij het Patronaatsgebouw. Mooie foto's van de omgeving zijn trouwens te vinden op het Facebookprofiel van Multi Art Creation (maar aangezien ik haar privacyinstellingen niet ken, weet ik niet of de link voor iedereen werkt).
Maar goed. Deze blog gaat niet over Dries, de Keizerboslaan of het Venne, maar het dorp dat ik op mijn achttiende de rug toe keerde (of eigenlijk al eerder, maar toen ook echt verliet). En over het opvallende dat ik steeds meer Neer kijk op internet. Want, wat ik 25 jaar geleden niet had kunnen geloven, internet is ook in Neer. Op Facebook bijvoorbeeld zijn net zo veel van mijn contacten geboren in Neer als in Elst (degene die het niet opgegeven hebben niet meegenomen uiteraard). Het dorp, dat op toen ik vijftien was de meest achterlijke plaats op de wereld leek, is ook digitaal!
Maar Neer is dan ook niet meer zo maar een dorp. Neer is het leukste dorp van Limburg! Dat is oud nieuws, maar het is nog wel zo. Neer, dat gat "tusse baek, kenaal en Maas" is geen gat meer, maar een dorp, een leuk dorp, HET LEUKSTE DORP, volgens de Limburgers dan. En daar ben zelfs ik een beetje trots op. Zoals ik tranen in mijn ogen kreeg toen ik hoorde dan onze eigen schutterij Sint Sebastianus "Um haaj". "Um" is "hem" en "hem" is "De Oude Limburger". Dat was in 2008, 60 naar nadat Neer volkomen ten onrechte de winst in dit schuttersfestijn onthouden was. En als was ik meer dan 20 jaar weg uit Neer, ook voor mij voelde het als de genoegdoening die een Nederlander pas zal voelen als Oranje eindelijk een keer een finale van Duitsland wint. En ik zal het maar bekennen: die ringtone op mijn telefoon twee jaar geleden was het refrein van "Gaer noa Naer".
En hoe meer ik Neer leer kennen, hoe meer Neer ik kijk op internet. Zoals naar Herman Smeets, die dan wel in Eindhoven mag wonen, maar natuurlijk een echt Naers junske is. Herman, met zijn stemmetjes, de imitator en humorist. Maar het mooist is toch wel Piet van Toon. Piet, die samen met An vroeger een café had met een wc zonder doorstromend water. Daar stond een emmer bij en na drie wc-beurten was die emmer leeg en kon je niet meer "doorspoelen". Althans, zo is mijn herinnering. Of het waar is, weet ik niet meer zeker. Maar die Piet, die in mijn herinnering al een bejaarde was toen ik vijftien was, heeft zelfs zijn eigen Youtubekanaal. Al moet ik heel eerlijk bekennen dat Piet niet de reden is dat ik steeds meer Neer kijk op internet.
www.cluitmans.nl
dinsdag 9 augustus 2011
De identiteit van Vitesse op Facebook
Wie is Vitesse op Facebook? Is het de Arnhemse club zelf, of wordt de identiteit van Vitesse gestuurd vanuit Georgië? Een eerste verslag van een speurtocht die nog niet af is.
Eerder schreef ik al een blog over voetbalclubs en de sociale media naar aanleiding van een onderzoek van Lewis PR. Ik eindigde die blog met de conclusie: "Want de feiten zijn dat, in elk geval op Facebook, geen enkele club scoort maar alleen maar tegendoelpunten krijgt." In de blog besteedde ik al kort aandacht aan Vitesse. Vandaag heb ik het sociale mediagebruik van Vitesse nader bekeken. De nadruk heb ik hierbij gelegd op Facebook, wereldwijd qua gebruikersaantallen (750 miljoen!) toch verreweg het belangrijkste op dit moment.
Maar wie zit er nu eigenlijk achter dit profiel? Als veel discussie over Vitesse zich op dat profiel afspeelt, kan de eigenaar van het profiel de discussie sterk beïnvloeden. Bijvoorbeeld door de privacy-instellingen zo aan te passen dat alleen "vrienden" mogen plaatsen op het prikbord en door vervolgens mensen die verkeerde berichten plaatsen, te weigeren als vriend of te ontvrienden.
Een eerste rondje leerde dat er eigenlijk niemand in mijn omgeving wist wie er achter het profiel zat. Maar de meeste vingers wezen richting Georgië, met als argument onder meer dat het profiel pas ontstaan is toen Merab Jordania "bij Vitesse kwam". Overigens "praat" het profiel alleen in het Engels, wat ook al niet duidt op een Arnhemse achtergrond.
Met een vriendschapsverzoek stuurde ik het profiel ook een bericht in het Nederlands. En eerlijk gezegd kreeg ik tot mijn verbazing antwoord, met het vriendelijke verzoek mijn bericht in het Engels te sturen. Een leuke conversatie volgde, en het blijkt dat de man achter het profiel Shota Lominadze.
Shota kwam in de berichtjes die wij wisselden over als een leuke en oprechte open man. Hij gaf aan dat hij het profiel had gemaakt omdat hij, net als vele Georgiërs een groot Vitessefan is. Interessanter is dat hij aangaf een vriend te zijn van Merab Jordinia en dat zijn oom, Ucha Malazonia voor Vitesse werkt.
Nadat ik ook met Shota als privépersoon vrienden was geworden, ben ik even zijn vriendenlijst op Facebook doorgelopen. Merab Jordania komt er niet in voor, wel Ucha Malazonia. Zij is zeker niet zijn oom, maar viel wel meteen op omdat zij, in tegenstelling tot de meeste Georgiers in Shota's net werk, slechts 86 vrienden op Facebook heeft. Tenzij zij in een gesloten inrichting zit sinds haar geboorte, doet dat vermoeden dat zij Shota persoonlijk kent. En toen ik in haar vriendenlijst Levan Jordania zag staan, veerde ik even op. Alleen is deze Levan volgens zijn profiel geboren in 1990 terwijl de zoon van Merab toch nog recentelijk in Vitesse C heeft gespeeld?
Mogelijk een doodlopend spoor en is Shota Lominadze gewoon een fanatiek Georgisch Vitessefan die in zijn overenthousiasme rept over contacten met Jordania? Het zou natuurlijk kunnen, maar een van mijn Vitesse-internetcontacten wees me op Geno Malazonia van Energy Invest. Vriend van Merab en met Energy Invest in beeld (geweest?) als hoofdsponsor van Vitesse......Zou hier dan een relatie liggen?
Ik ben geen sportjournalist, geen onderzoeksjournalist, ik ben helemaal geen journalist. Ik ben wel een Vitessesupporter die beroepsmatig geïnteresseerd is in sociale media en vooral in de manier waarop ze gebruikt worden. En ik ben overtuigd dat controle over sociale media voor bedrijven en machtige personen belangrijker wordt (is?) dan controle over de "oude media" zoals bijvoorbeeld in het tijdperk Berlusconi. En daarom vraag ik me af: wie trekt aan de touwtjes over Vitesse in de sociale media? Eén ding lijkt me zeker: Marie José Helle is dit niet.
www.cluitmans.nl
Eerder schreef ik al een blog over voetbalclubs en de sociale media naar aanleiding van een onderzoek van Lewis PR. Ik eindigde die blog met de conclusie: "Want de feiten zijn dat, in elk geval op Facebook, geen enkele club scoort maar alleen maar tegendoelpunten krijgt." In de blog besteedde ik al kort aandacht aan Vitesse. Vandaag heb ik het sociale mediagebruik van Vitesse nader bekeken. De nadruk heb ik hierbij gelegd op Facebook, wereldwijd qua gebruikersaantallen (750 miljoen!) toch verreweg het belangrijkste op dit moment.
Volgens de website van Vitesse is de officiële fanpagina op Facebook http://www.facebook.com/VitesseArnhem. De - blijkbaar niet officiële – pagina http://www.facebook.com/ClubVitesse heeft twee en een half keer zovel “vind ik leuks”.
Maar de meeste interactie niet plaats op de twee genoemde pagina’s, maar op de privépersoon http://www.facebook.com/bv.vitesse. Deze privépersoon heeft inmiddels bijna 4000 vrienden. Als dit aantal blijft groeien, zal de persoon vanzelf een pagina worden. Maar de vraag is of de persoon dat erg vindt. Feit is dat er via dit Facebookprofiel veel meer interactie plaatsvindt dan via het officiële Vitesse-Facebookkanaal. En merkwaardig is dit niet, want het profiel maakt, door grote aantallen vrienden, handig gebruik van de wijze waarop newsitems in de feed op Facebook komen.Maar wie zit er nu eigenlijk achter dit profiel? Als veel discussie over Vitesse zich op dat profiel afspeelt, kan de eigenaar van het profiel de discussie sterk beïnvloeden. Bijvoorbeeld door de privacy-instellingen zo aan te passen dat alleen "vrienden" mogen plaatsen op het prikbord en door vervolgens mensen die verkeerde berichten plaatsen, te weigeren als vriend of te ontvrienden.
Een eerste rondje leerde dat er eigenlijk niemand in mijn omgeving wist wie er achter het profiel zat. Maar de meeste vingers wezen richting Georgië, met als argument onder meer dat het profiel pas ontstaan is toen Merab Jordania "bij Vitesse kwam". Overigens "praat" het profiel alleen in het Engels, wat ook al niet duidt op een Arnhemse achtergrond.
Met een vriendschapsverzoek stuurde ik het profiel ook een bericht in het Nederlands. En eerlijk gezegd kreeg ik tot mijn verbazing antwoord, met het vriendelijke verzoek mijn bericht in het Engels te sturen. Een leuke conversatie volgde, en het blijkt dat de man achter het profiel Shota Lominadze.
Shota kwam in de berichtjes die wij wisselden over als een leuke en oprechte open man. Hij gaf aan dat hij het profiel had gemaakt omdat hij, net als vele Georgiërs een groot Vitessefan is. Interessanter is dat hij aangaf een vriend te zijn van Merab Jordinia en dat zijn oom, Ucha Malazonia voor Vitesse werkt.
Nadat ik ook met Shota als privépersoon vrienden was geworden, ben ik even zijn vriendenlijst op Facebook doorgelopen. Merab Jordania komt er niet in voor, wel Ucha Malazonia. Zij is zeker niet zijn oom, maar viel wel meteen op omdat zij, in tegenstelling tot de meeste Georgiers in Shota's net werk, slechts 86 vrienden op Facebook heeft. Tenzij zij in een gesloten inrichting zit sinds haar geboorte, doet dat vermoeden dat zij Shota persoonlijk kent. En toen ik in haar vriendenlijst Levan Jordania zag staan, veerde ik even op. Alleen is deze Levan volgens zijn profiel geboren in 1990 terwijl de zoon van Merab toch nog recentelijk in Vitesse C heeft gespeeld?
Mogelijk een doodlopend spoor en is Shota Lominadze gewoon een fanatiek Georgisch Vitessefan die in zijn overenthousiasme rept over contacten met Jordania? Het zou natuurlijk kunnen, maar een van mijn Vitesse-internetcontacten wees me op Geno Malazonia van Energy Invest. Vriend van Merab en met Energy Invest in beeld (geweest?) als hoofdsponsor van Vitesse......Zou hier dan een relatie liggen?
Ik ben geen sportjournalist, geen onderzoeksjournalist, ik ben helemaal geen journalist. Ik ben wel een Vitessesupporter die beroepsmatig geïnteresseerd is in sociale media en vooral in de manier waarop ze gebruikt worden. En ik ben overtuigd dat controle over sociale media voor bedrijven en machtige personen belangrijker wordt (is?) dan controle over de "oude media" zoals bijvoorbeeld in het tijdperk Berlusconi. En daarom vraag ik me af: wie trekt aan de touwtjes over Vitesse in de sociale media? Eén ding lijkt me zeker: Marie José Helle is dit niet.
www.cluitmans.nl
zaterdag 6 augustus 2011
Tussendoortje: Google+-ers lezen je blog!
De afgelopen maand is deze blog een 800 keer "bekeken". Wat bekeken inhoudt, durf ik niet precies te zeggen, in elk geval is "bekeken" iets anders dan gelezen. En zelfs al zou de blog 800 keer gelezen zijn, dan nog zijn het geen aantallen om echt indrukwekkend te vinden. 800 lezers, dat zijn aantallen die ik wel gewend was toen ik artikelen schreef voor diverse bladen, en boeken die ik geschreven heb haalden een veelvoud hiervan aan verkochte exemplaren. Van mijn blogbezoekers komt iets meer dan de helft uit het Nederlands taalgebied of uit landen waar ik van weet dat er contacten van me zitten die in elk geval de Nederlandse taal machtig zijn. Dus 800 bezoekers is leuk, maar 400 lezers is het maximum. Alle begin is moeilijk, zullen we maar zeggen.
Maar die cijfers zijn nog geen reden om dit tussendoortje te schrijven. De reden is wel dat me opvalt dat het aantal klikken per social medium enorm verschilt. Als ik het aantal via een verwijzingssite deel door mijn aantal contacten op die site (vrienden op Facebook, volgers op Twitter, contacten op Linkedin en mensen die me volgen op Google+) dan ontstaat grofweg het volgen beeld:
* Elke connectie op Linkedin heeft 0,02 keer deze blog gezien;
* Elke volger op Twitter heeft 0,035 keer deze blog gezien
* Elke vriend op Facebook heeft 0,1 deze blog gezien;
* Elke volger op Google+ heeft 0,5 keer deze blog gezien.
De meeste van mijn Facebookcontacten zijn ook contact op Linkedin. Maar zelfs als ik dit allemaal optel, kom ik tot de opzienbarende conclusie dat per contact Google+ nu al de verwijzingssite naar mijn blog geworden is. Het zou natuurlijk kunnen zijn dat mijn (veelal onbekende en dus nieuwe) google+volgers nog moeten ontdekken hoe slecht deze blog is en ze er nog wel op klikken, terwijl bv Facebookcontacten dat niet meer doen. Maar de statistieken wijzen het tegendeel uit. De laatste week is juist het aantal verwijzingen via Google+ sterk gegroeid .
Kortom, na weer een staaltje van methodisch volkomen onverantwoord onderzoek: Google+-ers lezen je blog! En wie niet op Google+ zit, mist wat.
www.cluitmans.nl
Maar die cijfers zijn nog geen reden om dit tussendoortje te schrijven. De reden is wel dat me opvalt dat het aantal klikken per social medium enorm verschilt. Als ik het aantal via een verwijzingssite deel door mijn aantal contacten op die site (vrienden op Facebook, volgers op Twitter, contacten op Linkedin en mensen die me volgen op Google+) dan ontstaat grofweg het volgen beeld:
* Elke connectie op Linkedin heeft 0,02 keer deze blog gezien;
* Elke volger op Twitter heeft 0,035 keer deze blog gezien
* Elke vriend op Facebook heeft 0,1 deze blog gezien;
* Elke volger op Google+ heeft 0,5 keer deze blog gezien.
De meeste van mijn Facebookcontacten zijn ook contact op Linkedin. Maar zelfs als ik dit allemaal optel, kom ik tot de opzienbarende conclusie dat per contact Google+ nu al de verwijzingssite naar mijn blog geworden is. Het zou natuurlijk kunnen zijn dat mijn (veelal onbekende en dus nieuwe) google+volgers nog moeten ontdekken hoe slecht deze blog is en ze er nog wel op klikken, terwijl bv Facebookcontacten dat niet meer doen. Maar de statistieken wijzen het tegendeel uit. De laatste week is juist het aantal verwijzingen via Google+ sterk gegroeid .
Kortom, na weer een staaltje van methodisch volkomen onverantwoord onderzoek: Google+-ers lezen je blog! En wie niet op Google+ zit, mist wat.
www.cluitmans.nl
De identiteit van je tijdlijn in de social media
Hoe werkt je tijdlijn? Die vraag houdt me meer en meer bezig en elke social netwerk heeft er zijn eigen, nauwelijks doorgrondbare principes voor. Een eerste inkijkje, niet zozeer om antwoorden te geven maar meer om vragen te stellen die hopelijk door ons, de gebruikers, ooit beantwoord worden.
Om maar even met het meest bekende netwerk, Facebook, te beginnen. Je tijdlijn is dat wat je ziet als je inlogt op Facebook. Je bereikt je tijdlijn ook door in Facebook op startpagina te klikken. Rechts boven zie je dan twee mogelijkheden: "belangrijkste nieuws" en "meest recent". Bij "belangrijkste nieuws" zie je de berichten in een volgorde waarvan Facebook denkt dat die het belangrijkst is. Berichten krijgen een waardering, die gebaseerd is op de mate waarin je contact met iemand hebt, hebt aantal reacties en likes op het bericht etc. Oftewel: een algoritme (overigens niet echt beroerd) dat bepaalt wat jij "belangrijk" vindt op basis van je Facebookgedrag. Dit is de standaardinstelling van Facebook, die vooral als risico heeft dat je updates mist van vrienden met wie je wat minder contact hebt (en vooral als die vrienden bijvoorbeeld pas net op Facebook zitten, kan het ongewenst zijn dat je deze updates mist).
Bij "meest recent" zie je alles, maar let op: standaard staat deze optie op "vrienden en pagina's die je het meest bekijk"(klik op het pijltje naast "meest recent, vervolgens op opties bewerken om je instellingen te zien). En ook hier kun je dus die update van bv een net toegevoegde vriend makkelijk missen.
Mijn advies: zet je instellingen op "meest recent" en kies voor "alle vrienden en pagina's". Wil je selecties maken, dan kun je beter zelf lijsten maken (zie een eerdere blog).
Een tweede advies: veel tijdlijnen worden vervuild door updates van allerlei zogenaamde toepassingen. Dit kunnen spelletjes zijn (bv Frontier), maar ook bijvoorbeeld direct doorgeplaatste tweets van Twitter. Eerlijk gezegd interesseert het mij geen hol dat een vriend van me een kalf gekregen heeft op Frontier en als ik tweets wil lezen, dan kijk ik wel op Twitter. Wil je je tijdlijn hierdoor niet laten vervuilen? Klik dan rechtsboven bij zo'n bericht op een kruisje en je krijgt de optie om alles van de toepassing te verbergen. In de al eerder genoemde opties kun je precies zien welke toepassingen je verborgen hebt, maar voor mij in elk geval geen koeien, pseudoharten, tweets en andere vormen van Facebookspam meer in mijn tijdlijn!
Bij Hyves is je tijdlijn een stuk simpeler. In je overzicht zie je chronologisch de posts van je vrienden op Hyves. Naast "overzicht" kun je klikken op populairst, maar dat stelt eigenlijk weinig voor: Hyves filtert nu de updates en laat alleen die updates zien waar iemand een commentaar bij geplaatst heeft of een "respect" aan gegeven heeft. Wat dat betreft is "belangrijkste nieuws" op Facebook toch iets interessanter.
Zowel Facebook (bij de keuze voor "meest recent") als Hyves bepalen het chronologische tijdstip aan de hand van de originele post. Met andere woorden: als ik vorig jaar iets op Facebook heb geplaatst en iemand vindt dit vandaag leuk, dan kruipt die post niet in de tijdlijn omhoog. Interessant is nu dat bij Google+, het nieuwe netwerk, iets anders aan de hand lijkt. Bij Google+ staat namelijk bovenaan in je tijdlijn de meest recente post dan wel de post met de meest recente reactie. Met andere woorden, als ik vandaag bij een post van vorig jaar (hypothetisch uiteraard bij een netwerk dat nog lang geen jaar bestaat) commentaar plaats, dan komt die oude post ineens hoog in jouw tijdlijn (ervan uitgaande dat wij elkaar volgen in Google+, voor de niet Google+-ers, zeg maar vrienden zijn - en voor de wel Google+-ers, ik weet dat deze vergelijking niet geheel correct is, maar het gaat even om het beeld!).
Het tijdlijnmanagement in Google+ is dus heel anders dan bij Facebook (dat twee mogelijkheden heeft zoals hierboven beschreven) of Hyves. En dat betekent dat er op een heel andere manier bepaald wordt wat we in onze tijdlijn zien.
Naar mijn mening is het gevecht om de plek in de tijdlijn het gevecht van de toekomst. Want hoe meer er geplaatst wordt in de social media, hoe belangrijker het is om bovenaan te staan bij iemand die inlogt. Dit geldt zowel meer privé (je wilt natuurlijk wel dat je vrienden je updates zien) als zakelijk (bedrijven willen natuurlijk ook bovenaan komen met bijvoorbeeld hun pagina of het alternatief hiervoor straks op Google+). Daarom is het van groot belang dat we grip krijgen op onze eigen tijdlijnen. Lijsten in Facebook en cirkels en Google+ maken dat (in beperkte mate) mogelijk. Maar om echt de baas te worden over onze tijdlijn zullen we er meer van moeten weten en zullen we hem zelf moeten kunnen instellen.
Bovenstaande over de werking van de tijdlijnen is vooral gebaseerd op eigen experimenteren, vaak met hulp van enkele contacten. Mochten er fouten in zitten: laat het me weten! Ik pretendeer niet dat ik het allemaal al helemaal door heb!
(Nog een aardigheidje: wat zie je op Facebook bij plaatsen? Voorlopig onderzoek leert me (maar ik durf dit nog niet glashart te beweren) dat ik bij plaatsen de foto's zie van contacten (eventueel vrienden van vrienden? - durf ik nog niet te zeggen) die genomen zijn als bij een plaats is ingecheckt.)
www.cluitmans.nl
Om maar even met het meest bekende netwerk, Facebook, te beginnen. Je tijdlijn is dat wat je ziet als je inlogt op Facebook. Je bereikt je tijdlijn ook door in Facebook op startpagina te klikken. Rechts boven zie je dan twee mogelijkheden: "belangrijkste nieuws" en "meest recent". Bij "belangrijkste nieuws" zie je de berichten in een volgorde waarvan Facebook denkt dat die het belangrijkst is. Berichten krijgen een waardering, die gebaseerd is op de mate waarin je contact met iemand hebt, hebt aantal reacties en likes op het bericht etc. Oftewel: een algoritme (overigens niet echt beroerd) dat bepaalt wat jij "belangrijk" vindt op basis van je Facebookgedrag. Dit is de standaardinstelling van Facebook, die vooral als risico heeft dat je updates mist van vrienden met wie je wat minder contact hebt (en vooral als die vrienden bijvoorbeeld pas net op Facebook zitten, kan het ongewenst zijn dat je deze updates mist).
Bij "meest recent" zie je alles, maar let op: standaard staat deze optie op "vrienden en pagina's die je het meest bekijk"(klik op het pijltje naast "meest recent, vervolgens op opties bewerken om je instellingen te zien). En ook hier kun je dus die update van bv een net toegevoegde vriend makkelijk missen.
Mijn advies: zet je instellingen op "meest recent" en kies voor "alle vrienden en pagina's". Wil je selecties maken, dan kun je beter zelf lijsten maken (zie een eerdere blog).
Een tweede advies: veel tijdlijnen worden vervuild door updates van allerlei zogenaamde toepassingen. Dit kunnen spelletjes zijn (bv Frontier), maar ook bijvoorbeeld direct doorgeplaatste tweets van Twitter. Eerlijk gezegd interesseert het mij geen hol dat een vriend van me een kalf gekregen heeft op Frontier en als ik tweets wil lezen, dan kijk ik wel op Twitter. Wil je je tijdlijn hierdoor niet laten vervuilen? Klik dan rechtsboven bij zo'n bericht op een kruisje en je krijgt de optie om alles van de toepassing te verbergen. In de al eerder genoemde opties kun je precies zien welke toepassingen je verborgen hebt, maar voor mij in elk geval geen koeien, pseudoharten, tweets en andere vormen van Facebookspam meer in mijn tijdlijn!
Bij Hyves is je tijdlijn een stuk simpeler. In je overzicht zie je chronologisch de posts van je vrienden op Hyves. Naast "overzicht" kun je klikken op populairst, maar dat stelt eigenlijk weinig voor: Hyves filtert nu de updates en laat alleen die updates zien waar iemand een commentaar bij geplaatst heeft of een "respect" aan gegeven heeft. Wat dat betreft is "belangrijkste nieuws" op Facebook toch iets interessanter.
Zowel Facebook (bij de keuze voor "meest recent") als Hyves bepalen het chronologische tijdstip aan de hand van de originele post. Met andere woorden: als ik vorig jaar iets op Facebook heb geplaatst en iemand vindt dit vandaag leuk, dan kruipt die post niet in de tijdlijn omhoog. Interessant is nu dat bij Google+, het nieuwe netwerk, iets anders aan de hand lijkt. Bij Google+ staat namelijk bovenaan in je tijdlijn de meest recente post dan wel de post met de meest recente reactie. Met andere woorden, als ik vandaag bij een post van vorig jaar (hypothetisch uiteraard bij een netwerk dat nog lang geen jaar bestaat) commentaar plaats, dan komt die oude post ineens hoog in jouw tijdlijn (ervan uitgaande dat wij elkaar volgen in Google+, voor de niet Google+-ers, zeg maar vrienden zijn - en voor de wel Google+-ers, ik weet dat deze vergelijking niet geheel correct is, maar het gaat even om het beeld!).
Het tijdlijnmanagement in Google+ is dus heel anders dan bij Facebook (dat twee mogelijkheden heeft zoals hierboven beschreven) of Hyves. En dat betekent dat er op een heel andere manier bepaald wordt wat we in onze tijdlijn zien.
Naar mijn mening is het gevecht om de plek in de tijdlijn het gevecht van de toekomst. Want hoe meer er geplaatst wordt in de social media, hoe belangrijker het is om bovenaan te staan bij iemand die inlogt. Dit geldt zowel meer privé (je wilt natuurlijk wel dat je vrienden je updates zien) als zakelijk (bedrijven willen natuurlijk ook bovenaan komen met bijvoorbeeld hun pagina of het alternatief hiervoor straks op Google+). Daarom is het van groot belang dat we grip krijgen op onze eigen tijdlijnen. Lijsten in Facebook en cirkels en Google+ maken dat (in beperkte mate) mogelijk. Maar om echt de baas te worden over onze tijdlijn zullen we er meer van moeten weten en zullen we hem zelf moeten kunnen instellen.
Bovenstaande over de werking van de tijdlijnen is vooral gebaseerd op eigen experimenteren, vaak met hulp van enkele contacten. Mochten er fouten in zitten: laat het me weten! Ik pretendeer niet dat ik het allemaal al helemaal door heb!
(Nog een aardigheidje: wat zie je op Facebook bij plaatsen? Voorlopig onderzoek leert me (maar ik durf dit nog niet glashart te beweren) dat ik bij plaatsen de foto's zie van contacten (eventueel vrienden van vrienden? - durf ik nog niet te zeggen) die genomen zijn als bij een plaats is ingecheckt.)
www.cluitmans.nl
De identiteit van Linkedin: Linkedout?
Raakt Linkedin Linkout? Die vraag speelt bij mij al een aantal maanden door het hoofd. Het merkwaardige geval is namelijk dat Linkedin het sociale netwerk is waar ik enerzijds verreweg de meeste contacten heb, maar anderzijds ook verreweg de minste interactie. Daar waar een tweet soms, een Facebookbericht meestal en een Google+-update vrijwel altijd tot een reactie leidt, lijkt het posten op Linkedin een vrijwel zinloze bezigheid. Overigens moet ik hier wel aan toevoegen dat er zeker actieve groepen zijn op Linkedin, waar actie ook tot reactie leid.
Maar in mijn netwerk (dat kan natuurlijk aan mij liggen), is - een enkele uitzondering daargelaten - het plaatsen op Linkedin grotendeels beperkt tot profielupdates. Een enkele keer komt er eens een berichtje, maar als het bijvoorbeeld verwijzingen naar "nieuws" is, is het veelal nieuws uit de oude doos. Overigens, wel altijd goed bedoelt....
Dat neemt niet weg dat Linkedin handig is. Allereerst is het natuurlijk een soort "sociaal adresboek" waarin het makkelijk zoeken en selecteren is, en ik heb ook het idee dat veel mensen het op deze manier gebruiken. Bovendien zijn er, zoals gezegd, een aantal groepen met interessante discussies en bijdragen van overigens wisselende kwaliteit.
Het grootste probleem voor Linkedin is misschien ook wel dit niet actieve gebruik van het netwerk. In een blog vandaag op Mashable las ik dat slechts 8% van de Linkedingebruikers het medium dagelijks raadpleegt. Dat is ongelooflijk weinig. Bij Facebook ligt dit percentage bijna acht maal zo hoog, bij Twitter en Google+ ruim vijf maal zo hoog. De cijfers deden me terugdenken aan mijn kerstvakantie toen ineens een hele berg aan uitnodigingen van een maand ervoor geaccepteerd werd. Blijkbaar was vakantietijd een reden om weer eens op Linkedin te kijken, wat voor een zakelijk netwerk toch wel heel raar is.
Linkedin is niet al te positief in het nieuws bovendien. Met name op het mogelijke gebruik van profielen in advertenties is een storm van kritiek gekomen. En mijn inschatting is dat juist Linkedingebruikers zich meer zorgen maken over hun privacy dan de gemiddelde Facebooker bijvoorbeeld. Ik hoor in elk geval nog vaak dat mensen wel op Linkedin zitten en niet op Facebook bijvoorbeeld, omdat ze hun privé-hebben-en-houden niet met Jan en alleman willen delen (hoewel dat meer een kwestie is van je privacyinstellingen in je account dan van het netwerk dat je gebruikt, maar dat terzijde). Feitelijk heeft Linkedin misschien wel geluk dat de gebruikers zo beperkt actief zijn, zodat de storm over de advertenties over veel gebruikers (zeker in deze vakantietijd) heen gewaaid is.
Of Linkedin ten onder gaat zoals Tom Sanders vandaag beweert, is nog maar de vraag. Dat geldt zeker ook voor zijn mening over de financiële resultaten van Linkedin.Dat er bij Linkedin winst wordt gemaakt, is op dit moment wellicht relevanter dan wat het rendement op het eigen vermogen is.
Zelf zie ik nog wel een toekomst voor het netwerk, zeker in een land als Nederland waar we werk en privé graag gescheiden houden (en het daarom misschien niet raar is dat Nederland meer Linkedinners heeft dan enig ander land op het Europese vasteland). Ik zie mezelf mijn account nog niet zo snel opzeggen, al was het maar omdat ik sinds Linkedin mijn verzameling visitekaartjes diep verstopt heb. Een voorlopig zal Linkedin door zijn imago een bepaalde groep mensen die zich nog niet echt geroepen voelen tot andere social media, blijven trekken.
Maar echt booming zie ik Linkedin niet worden. Want de veronderstelde kracht van het netwerk (het zakelijke) is ook de zwakte. Zeker ook door social media vervagen die grenzen steeds meer. De stap die ik zette toen ik mijn eerste blog schreef, nog geen jaar geleden, zal door steeds meer mensen gezet worden. Op Facebook en op Google+ zie ik steeds meer de vermenging van zakelijk en privé. Een vermenging die op Linkedin door de aard van het netwerk onmogelijk is.
www.cluitmans.nl
Maar in mijn netwerk (dat kan natuurlijk aan mij liggen), is - een enkele uitzondering daargelaten - het plaatsen op Linkedin grotendeels beperkt tot profielupdates. Een enkele keer komt er eens een berichtje, maar als het bijvoorbeeld verwijzingen naar "nieuws" is, is het veelal nieuws uit de oude doos. Overigens, wel altijd goed bedoelt....
Dat neemt niet weg dat Linkedin handig is. Allereerst is het natuurlijk een soort "sociaal adresboek" waarin het makkelijk zoeken en selecteren is, en ik heb ook het idee dat veel mensen het op deze manier gebruiken. Bovendien zijn er, zoals gezegd, een aantal groepen met interessante discussies en bijdragen van overigens wisselende kwaliteit.
Het grootste probleem voor Linkedin is misschien ook wel dit niet actieve gebruik van het netwerk. In een blog vandaag op Mashable las ik dat slechts 8% van de Linkedingebruikers het medium dagelijks raadpleegt. Dat is ongelooflijk weinig. Bij Facebook ligt dit percentage bijna acht maal zo hoog, bij Twitter en Google+ ruim vijf maal zo hoog. De cijfers deden me terugdenken aan mijn kerstvakantie toen ineens een hele berg aan uitnodigingen van een maand ervoor geaccepteerd werd. Blijkbaar was vakantietijd een reden om weer eens op Linkedin te kijken, wat voor een zakelijk netwerk toch wel heel raar is.
Linkedin is niet al te positief in het nieuws bovendien. Met name op het mogelijke gebruik van profielen in advertenties is een storm van kritiek gekomen. En mijn inschatting is dat juist Linkedingebruikers zich meer zorgen maken over hun privacy dan de gemiddelde Facebooker bijvoorbeeld. Ik hoor in elk geval nog vaak dat mensen wel op Linkedin zitten en niet op Facebook bijvoorbeeld, omdat ze hun privé-hebben-en-houden niet met Jan en alleman willen delen (hoewel dat meer een kwestie is van je privacyinstellingen in je account dan van het netwerk dat je gebruikt, maar dat terzijde). Feitelijk heeft Linkedin misschien wel geluk dat de gebruikers zo beperkt actief zijn, zodat de storm over de advertenties over veel gebruikers (zeker in deze vakantietijd) heen gewaaid is.
Of Linkedin ten onder gaat zoals Tom Sanders vandaag beweert, is nog maar de vraag. Dat geldt zeker ook voor zijn mening over de financiële resultaten van Linkedin.Dat er bij Linkedin winst wordt gemaakt, is op dit moment wellicht relevanter dan wat het rendement op het eigen vermogen is.
Zelf zie ik nog wel een toekomst voor het netwerk, zeker in een land als Nederland waar we werk en privé graag gescheiden houden (en het daarom misschien niet raar is dat Nederland meer Linkedinners heeft dan enig ander land op het Europese vasteland). Ik zie mezelf mijn account nog niet zo snel opzeggen, al was het maar omdat ik sinds Linkedin mijn verzameling visitekaartjes diep verstopt heb. Een voorlopig zal Linkedin door zijn imago een bepaalde groep mensen die zich nog niet echt geroepen voelen tot andere social media, blijven trekken.
Maar echt booming zie ik Linkedin niet worden. Want de veronderstelde kracht van het netwerk (het zakelijke) is ook de zwakte. Zeker ook door social media vervagen die grenzen steeds meer. De stap die ik zette toen ik mijn eerste blog schreef, nog geen jaar geleden, zal door steeds meer mensen gezet worden. Op Facebook en op Google+ zie ik steeds meer de vermenging van zakelijk en privé. Een vermenging die op Linkedin door de aard van het netwerk onmogelijk is.
www.cluitmans.nl
woensdag 3 augustus 2011
De identiteit van de bekende Nederlander op Facebook
Wat is de overeenkomst tussen Francisco van Jole, Frans Timmermans, Sabine Uitslag, Bob Fosko en Hans Laroes? Een lastige vraag? Actieve Facebookers weten misschien het antwoord. Het zijn mensen die je niet hoeft te kennen om hun vriend op Facebook te worden. Tot voor kort gold dat ook voor Emile Roemer
en Marianne Thieme, maar zij zijn recentelijk tot pagina getransformeerd omdat ze meer dan 5000 vrienden hebben en dat kan volgens Facebook toch echt niet (waarbij het opmerkelijk is dat je als vriend bij de transformatie naar pagina automatisch ook fan wordt van die pagina).
Als mensen pagina's worden, ontstaan er leuke verschillen. Op het prikbord van Emile Roemer zien we alleen berichten van Roemer zelf, terwijl bij Marianne Thieme vooral anderen het prikbord op de pagina vullen. Dat heeft niets met de "likers" te maken, maar puur met de pagina-instellingen. Bij Roemer kan ik niets op het prikbord plaatsen en bij Thieme wel. Dat zijn keuzes van de personen in kwestie en misschien zegt het iets over de persoon; ik heb er in elk geval geen oordeel over, ik constateer alleen maar (overigens lijkt het alsof ik de enige ben die door Roemer gevolgd wordt op Google+ wat ook wel weer wat zegt... niet over mij overigens). Wat dat "pagina worden" betreft ben ik benieuwd wat er bijvoorbeeld met Timmermans gebeurt, die erg dicht tegen de 5000 zit en dus ook binnenkort als pagina door het leven zal gaan.
Op zich is het een goede zaak als bekende Nederlanders (en zeker politici) via bijvoorbeeld Facebook contact houden met hun achterban. En iedereen doet dat op zijn eigen manier, wat ook prima is. Dat ze dat soms vanuit een persoonlijk profiel doen en niet vanuit een fanpagina lijkt op het eerste gezicht wat onhandig Facebookgebruik, Maar zolang ze als persoon ook echt aanwezig zijn, hoeft dat geen bezwaar te zijn (los van die door Facebook gestelde grens van 5000 dan, maar daar kunnen de BN-ers weinig aan doen).
Maar of het nu een persoonlijk profiel of een pagina is, interactie is wel een vereiste voor verantwoord Facebookgebruik. Het domweg grossieren in contacten (of het nu vrienden zijn of fans) past mijns inziens niet bij het aanwezig zijn in een sociaal netwerk. Wat dat betreft vind ik Francisco van Jole een positief voorbeeld. Maar goed, hij is dan ook een internetgoeroe van het eerste uur dus van hem mag je ook wat verwachten. Ook Frans Timmermans scoort niet beroerd. Maar wie het minder goed (understatement) begrijpt is volgens mij Sabine Uitslag, die bij het toevoegen wel meteen vroeg om op haar partner te stemmen in een of andere wedstrijd, maar opvallend afwezig is bij alle negatieve reacties en spamberichten die op haar prikbord geplaatst zijn (advies: profiel opheffen!).
Naast de bekende Nederlanders zijn er ook minder bekende Nederlanders die zich als "publiek persoon" op Facebook neerzetten. Ook hiervan volg ik er een paar (en allemaal hebben zij ook een persoonlijk profiel, geen fanpagina). Mijn grote regionale muziekheld Gé Reinders bijvoorbeeld is een soort Sabine Uitslag, al staan er op zijn prikbord (terecht) niet van die negatieve berichten. Oud dorpsgenoot Herman Smeets doet het wat dat betreft al stukken beter. Maar, hoe minder vrienden hoe beter de interactie, lijkt hier het devies. Zo maakt bijvoorbeeld Multi Art Creation echt werk van haar Facebookprofiel.
De grote vraag is of "bekende Nederlanders" ooit beoordeeld zullen worden op hun interactie in de social media, zoals Facebook. Ik denk het wel. Niet dat ik denk dat ze daarin allemaal actief moeten zijn. Maar als ze aanwezig zijn, moeten ze ook aanwezig zijn binnen de context van het medium. En op Facebook betekent dat bijvoorbeeld dat er sprake moet zijn van reageren en interactie met je likers of (als de fanpagina er nog niet is) vrienden. Gebeurt dat te weinig dan ondergaan ze het lot van Wesley Sneijder, die mijn jongste zoon van 7 op Hyves wilde ontvrienden "omdat ie toch niet met me chatten wil".
www.cluitmans.nl
en Marianne Thieme, maar zij zijn recentelijk tot pagina getransformeerd omdat ze meer dan 5000 vrienden hebben en dat kan volgens Facebook toch echt niet (waarbij het opmerkelijk is dat je als vriend bij de transformatie naar pagina automatisch ook fan wordt van die pagina).
Als mensen pagina's worden, ontstaan er leuke verschillen. Op het prikbord van Emile Roemer zien we alleen berichten van Roemer zelf, terwijl bij Marianne Thieme vooral anderen het prikbord op de pagina vullen. Dat heeft niets met de "likers" te maken, maar puur met de pagina-instellingen. Bij Roemer kan ik niets op het prikbord plaatsen en bij Thieme wel. Dat zijn keuzes van de personen in kwestie en misschien zegt het iets over de persoon; ik heb er in elk geval geen oordeel over, ik constateer alleen maar (overigens lijkt het alsof ik de enige ben die door Roemer gevolgd wordt op Google+ wat ook wel weer wat zegt... niet over mij overigens). Wat dat "pagina worden" betreft ben ik benieuwd wat er bijvoorbeeld met Timmermans gebeurt, die erg dicht tegen de 5000 zit en dus ook binnenkort als pagina door het leven zal gaan.
Op zich is het een goede zaak als bekende Nederlanders (en zeker politici) via bijvoorbeeld Facebook contact houden met hun achterban. En iedereen doet dat op zijn eigen manier, wat ook prima is. Dat ze dat soms vanuit een persoonlijk profiel doen en niet vanuit een fanpagina lijkt op het eerste gezicht wat onhandig Facebookgebruik, Maar zolang ze als persoon ook echt aanwezig zijn, hoeft dat geen bezwaar te zijn (los van die door Facebook gestelde grens van 5000 dan, maar daar kunnen de BN-ers weinig aan doen).
Maar of het nu een persoonlijk profiel of een pagina is, interactie is wel een vereiste voor verantwoord Facebookgebruik. Het domweg grossieren in contacten (of het nu vrienden zijn of fans) past mijns inziens niet bij het aanwezig zijn in een sociaal netwerk. Wat dat betreft vind ik Francisco van Jole een positief voorbeeld. Maar goed, hij is dan ook een internetgoeroe van het eerste uur dus van hem mag je ook wat verwachten. Ook Frans Timmermans scoort niet beroerd. Maar wie het minder goed (understatement) begrijpt is volgens mij Sabine Uitslag, die bij het toevoegen wel meteen vroeg om op haar partner te stemmen in een of andere wedstrijd, maar opvallend afwezig is bij alle negatieve reacties en spamberichten die op haar prikbord geplaatst zijn (advies: profiel opheffen!).
Naast de bekende Nederlanders zijn er ook minder bekende Nederlanders die zich als "publiek persoon" op Facebook neerzetten. Ook hiervan volg ik er een paar (en allemaal hebben zij ook een persoonlijk profiel, geen fanpagina). Mijn grote regionale muziekheld Gé Reinders bijvoorbeeld is een soort Sabine Uitslag, al staan er op zijn prikbord (terecht) niet van die negatieve berichten. Oud dorpsgenoot Herman Smeets doet het wat dat betreft al stukken beter. Maar, hoe minder vrienden hoe beter de interactie, lijkt hier het devies. Zo maakt bijvoorbeeld Multi Art Creation echt werk van haar Facebookprofiel.
De grote vraag is of "bekende Nederlanders" ooit beoordeeld zullen worden op hun interactie in de social media, zoals Facebook. Ik denk het wel. Niet dat ik denk dat ze daarin allemaal actief moeten zijn. Maar als ze aanwezig zijn, moeten ze ook aanwezig zijn binnen de context van het medium. En op Facebook betekent dat bijvoorbeeld dat er sprake moet zijn van reageren en interactie met je likers of (als de fanpagina er nog niet is) vrienden. Gebeurt dat te weinig dan ondergaan ze het lot van Wesley Sneijder, die mijn jongste zoon van 7 op Hyves wilde ontvrienden "omdat ie toch niet met me chatten wil".
www.cluitmans.nl
De identiteit van voetbalsocialmedia (of het onbenul van...?)
Ajax scoort met social media konden we vandaag lezen op Dutch Cowboys. De blog is gebaseerd op een onderzoek van Lewis PR en schijnbaar mooi samengevat in bovenstaande afbeelding. Bij de resultaten van het onderzoek dan wel bij het social mediagebruik van de clubs is echter wel een vraagteken te plaatsen. Ik richt me hier even uitsluitend op het gebruik van Facebook.
Zoals een beetje Facebookkenner weet, heb jij 25 likes nodig om je "facebookdomeinnaam" te mogen registeren. Echt ingewikkeld is dat niet. Met een beetje beleefd vragen hadden we het voor http://www.facebook.com/TeachMeSo in een uurtje voor elkaar. Wie echter op www.facebook.com/ajax wil landen, komt bedrogen uit. De pagina bestaat niet. Volgens het onderzoek is de officiele facebookpagina http://www.facebook.com/Ajax1900. Ik heb geen reden om daar aan te twijfelen. Deze pagina heeft echter op dit moment ruim 9000 fans. Maar wie verder zoekt op Facebook ziet dat bijvoorbeeld https://www.facebook.com/ajax020 (overigens bij het zoeken op Facebook als "plaats" en niet als "pagina" geclassifieerd) met 118.000 fans. Is nu Ajax dom en socren ze helemaal niet op Facebook (indien de pagina met 13 keer zo veel likes als de originele niet "van hun" is, of klopt het onderzoek niet?
De officiele Feyenoord-facebookpagina is volgens het onderzoek http://www.facebook.com/pages/Feyenoord- Rotterdam/173904516815, een pagina met zo'n 25000 likes. http://www.facebook.com/Feyenoord bestaat ook, maar die heeft er minder dan 1000. Maar we treffen bijvoorbeeld ook http://www.facebook.com/pages/Feyenoord/9971312254 aan, met iets meer likes dan de officiele pagina.
Voor PSV moeten we volgens het onderzoek op http://www.facebook.com/OfficialPSV zijn. PSV kan daar op dit moment op ene kleine 6000 likes rekenen. Echter, http://www.facebook.com/pages/Psv/175269559162588 heeft er ruim vijf maal zo veel.
Dan nog maar even mijn eigen clubje. Facebook.com/Vitesse bestaat in elk geval niet, en als ik in de zoekbalk zoek komt eerst die idiote vogel Vito op die mijn vriend wil worden. Ik vind ook een Vitesseprofiel als persoon met ruim 3500 vrienden (bij de 5000 houdt het op, maar goed, Emile Roemer kwam daar laatst ook achter). Moet ik dan bij http://www.facebook.com/ClubVitesse zijn voor de officiele pagina? Nee, deze pagina met een paar duizend fans is het ook niet. De officlele facebookpagina van Vitesse is volgens het onderzoek http://www.facebook.com/VitesseArnhem met nog geen duizend likes. En wat me opvalt: ik heb een aantal redelijk die-hard-Vitessenaren die bovendien erg actief in de social media in mijn Facebookvrienden en daarvan vindt er maar 1 deze pagina leuk. Niet raar, want bij mij duikt die in de zoekacties niet eens op!
Conclusie? Ik ga er vooralsnog vanuit dat de officiele Facebookpagina's door de onderszoekers bij de clubs zijn opgevraagd en dus kloppen. Als dat juist is, dan weten alle clubs slechts een klein deel van de fans aan zich te binden, aangezien de meerderheid niet-officiele pagina's liked (en de vraag is of ze dat doorhebben). De kop op DutchCowboys dat Ajax scoort, zegt meer over de voetballiefde van de auteur dan over de feiten. Want de feiten zijn dat, in elk geval op Facebook, geen enkele club scoort maar alleen maar tegendoelpunten krijgt.
www.cluitmans.nl
Zoals een beetje Facebookkenner weet, heb jij 25 likes nodig om je "facebookdomeinnaam" te mogen registeren. Echt ingewikkeld is dat niet. Met een beetje beleefd vragen hadden we het voor http://www.facebook.com/TeachMeSo in een uurtje voor elkaar. Wie echter op www.facebook.com/ajax wil landen, komt bedrogen uit. De pagina bestaat niet. Volgens het onderzoek is de officiele facebookpagina http://www.facebook.com/Ajax1900. Ik heb geen reden om daar aan te twijfelen. Deze pagina heeft echter op dit moment ruim 9000 fans. Maar wie verder zoekt op Facebook ziet dat bijvoorbeeld https://www.facebook.com/ajax020 (overigens bij het zoeken op Facebook als "plaats" en niet als "pagina" geclassifieerd) met 118.000 fans. Is nu Ajax dom en socren ze helemaal niet op Facebook (indien de pagina met 13 keer zo veel likes als de originele niet "van hun" is, of klopt het onderzoek niet?
De officiele Feyenoord-facebookpagina is volgens het onderzoek http://www.facebook.com/pages/Feyenoord- Rotterdam/173904516815, een pagina met zo'n 25000 likes. http://www.facebook.com/Feyenoord bestaat ook, maar die heeft er minder dan 1000. Maar we treffen bijvoorbeeld ook http://www.facebook.com/pages/Feyenoord/9971312254 aan, met iets meer likes dan de officiele pagina.
Voor PSV moeten we volgens het onderzoek op http://www.facebook.com/OfficialPSV zijn. PSV kan daar op dit moment op ene kleine 6000 likes rekenen. Echter, http://www.facebook.com/pages/Psv/175269559162588 heeft er ruim vijf maal zo veel.
Dan nog maar even mijn eigen clubje. Facebook.com/Vitesse bestaat in elk geval niet, en als ik in de zoekbalk zoek komt eerst die idiote vogel Vito op die mijn vriend wil worden. Ik vind ook een Vitesseprofiel als persoon met ruim 3500 vrienden (bij de 5000 houdt het op, maar goed, Emile Roemer kwam daar laatst ook achter). Moet ik dan bij http://www.facebook.com/ClubVitesse zijn voor de officiele pagina? Nee, deze pagina met een paar duizend fans is het ook niet. De officlele facebookpagina van Vitesse is volgens het onderzoek http://www.facebook.com/VitesseArnhem met nog geen duizend likes. En wat me opvalt: ik heb een aantal redelijk die-hard-Vitessenaren die bovendien erg actief in de social media in mijn Facebookvrienden en daarvan vindt er maar 1 deze pagina leuk. Niet raar, want bij mij duikt die in de zoekacties niet eens op!
Conclusie? Ik ga er vooralsnog vanuit dat de officiele Facebookpagina's door de onderszoekers bij de clubs zijn opgevraagd en dus kloppen. Als dat juist is, dan weten alle clubs slechts een klein deel van de fans aan zich te binden, aangezien de meerderheid niet-officiele pagina's liked (en de vraag is of ze dat doorhebben). De kop op DutchCowboys dat Ajax scoort, zegt meer over de voetballiefde van de auteur dan over de feiten. Want de feiten zijn dat, in elk geval op Facebook, geen enkele club scoort maar alleen maar tegendoelpunten krijgt.
www.cluitmans.nl
dinsdag 2 augustus 2011
De identiteit van @DeStudentcoach (recensie)
Of het het eerste boek is waarvan de titel met een @ begint weet ik niet, passend is het in elk geval en twittertechnisch handig bovendien. Als ik de auteurs wil laten weten dat ik het boek gelezen heb, heb ik aan één keer vermelden van de titel immers genoeg om zowel het onderwerp als de geadresseerden te vermelden en dat scheelt toch mooi een paar tekens in de tweet.
@DeStudentcoach is een handleiding voor studenten met twee gezichten. Aan de ene kant beschrijft het fases in het studieproces (van het zoeken van een studie tot het vinden van een baan), aan de andere kant beschrijft het boek de wijze waarop je social media hierbij als (aankomend) student kunt gebruiken. De indeling is hierbij niet gebaseerd op de social media, maar op de verschillende fasen in het studieproces, waarmee de auteurs een aardige kapstop hebben gevonden om social media eens op een hele andere manier te presenteren dan gebruikelijk. In het boek gaan de auteurs ook op beide aspecten in, waarmee het boek meer is dan enkel een handleiding in social mediagebruik.
Hoewel volgens de achterflap het boek "praktisch en heel compleet" is, bespreken de auteurs slechts een beperkt aantal social media: Hyves, Twitter, Facebook, Linkedin, Wordpress en Prezi. Die keuze wordt aan het begin van het boek al gemotiveerd. Het maken van een keuze is te rechtvaardigen, al is de motivatie (de "netwerken die op dit moment het meest worden gebruikt") misschien wat kort door de bocht en ook niet volledig juist (waarom ontbreekt bijvoorbeeld Youtube als je voor de meest gebruikte kiest). Een meer vanuit de inhoud van het boek beredeneerde selectie zou logischer zijn geweest, en dan had mijns inziens bijvoorbeeld een sociale bookmarksite niet mogen ontbreken in een voor studenten geschreven boek. Maar goed, wie kiest uit de landkaart van de social media zal altijd het commentaar krijgen dat de gemaakte selectie niet de beste is.
Praktisch is het boek zeker. Zelfs iemand die voor het eerst kennis maakt met de wereld van de social media kan ermee uit de voeten, omdat stap voor stap beschreven wordt hoe je bijvoorbeeld een profiel aanmaakt of privacy-instellingen wijzigt. Tegelijkertijd bevat het boek op dit vlak voldoende diepgang, zodat ook de student die al binnen social media actief is (en laten we eerlijk zijn, welke student is dit nu niet) er nieuwe elementen zal uithalen. Alleen de echt doorgewinterde gebruiker zal op dit gebied niets nieuws ontdekken, maar deze wordt door het boek in elk geval aan het denken gezet over de wijze waarop social media ingezet kunnen worden ten behoeve van de studie. Wel wordt er misschien soms wat te optimistisch gedaan over de effecten van het inzetten van social media. En over de soms wat (te) waarschuwende toon, schreef ik al eerder.
En zoals ik ook al eerder schreef: wat mij betreft kan het boek verplicht op de boekenlijst. Dat zal waarschijnlijk niet snel gebeuren, vanuit de (foutieve) gedachte bij opleidingen dat studenten dit allemaal wel weten. Net zoals opleidingen vaak denken dat studenten Office (bijvoorbeeld Word en Excel) wel beheersen. Niets is minder waar. Ik wil voor mijn eigen opleiding in elk geval eens gaan nadenken over een leuke lessenreeks "social media", waarbij dit boek zeker op de lijst kan.
www.cluitmans.nl
@DeStudentcoach is een handleiding voor studenten met twee gezichten. Aan de ene kant beschrijft het fases in het studieproces (van het zoeken van een studie tot het vinden van een baan), aan de andere kant beschrijft het boek de wijze waarop je social media hierbij als (aankomend) student kunt gebruiken. De indeling is hierbij niet gebaseerd op de social media, maar op de verschillende fasen in het studieproces, waarmee de auteurs een aardige kapstop hebben gevonden om social media eens op een hele andere manier te presenteren dan gebruikelijk. In het boek gaan de auteurs ook op beide aspecten in, waarmee het boek meer is dan enkel een handleiding in social mediagebruik.
Hoewel volgens de achterflap het boek "praktisch en heel compleet" is, bespreken de auteurs slechts een beperkt aantal social media: Hyves, Twitter, Facebook, Linkedin, Wordpress en Prezi. Die keuze wordt aan het begin van het boek al gemotiveerd. Het maken van een keuze is te rechtvaardigen, al is de motivatie (de "netwerken die op dit moment het meest worden gebruikt") misschien wat kort door de bocht en ook niet volledig juist (waarom ontbreekt bijvoorbeeld Youtube als je voor de meest gebruikte kiest). Een meer vanuit de inhoud van het boek beredeneerde selectie zou logischer zijn geweest, en dan had mijns inziens bijvoorbeeld een sociale bookmarksite niet mogen ontbreken in een voor studenten geschreven boek. Maar goed, wie kiest uit de landkaart van de social media zal altijd het commentaar krijgen dat de gemaakte selectie niet de beste is.
Praktisch is het boek zeker. Zelfs iemand die voor het eerst kennis maakt met de wereld van de social media kan ermee uit de voeten, omdat stap voor stap beschreven wordt hoe je bijvoorbeeld een profiel aanmaakt of privacy-instellingen wijzigt. Tegelijkertijd bevat het boek op dit vlak voldoende diepgang, zodat ook de student die al binnen social media actief is (en laten we eerlijk zijn, welke student is dit nu niet) er nieuwe elementen zal uithalen. Alleen de echt doorgewinterde gebruiker zal op dit gebied niets nieuws ontdekken, maar deze wordt door het boek in elk geval aan het denken gezet over de wijze waarop social media ingezet kunnen worden ten behoeve van de studie. Wel wordt er misschien soms wat te optimistisch gedaan over de effecten van het inzetten van social media. En over de soms wat (te) waarschuwende toon, schreef ik al eerder.
En zoals ik ook al eerder schreef: wat mij betreft kan het boek verplicht op de boekenlijst. Dat zal waarschijnlijk niet snel gebeuren, vanuit de (foutieve) gedachte bij opleidingen dat studenten dit allemaal wel weten. Net zoals opleidingen vaak denken dat studenten Office (bijvoorbeeld Word en Excel) wel beheersen. Niets is minder waar. Ik wil voor mijn eigen opleiding in elk geval eens gaan nadenken over een leuke lessenreeks "social media", waarbij dit boek zeker op de lijst kan.
www.cluitmans.nl
maandag 1 augustus 2011
De identiteit van het socialmedialandschap: dubbelster of zwart gat?
Zijn Facebook en Google een dubbelster waar andere sociale media als planeten een relatief stabiele baan omheen draaien, of zijn het twee zwarte gaten die uiteindelijk alles opslokken?
Plaatjes kunnen soms meer zeggen dan woorden. Veranderingen in plaatjes zeggen soms meer dan vele zinnen. Dat geldt in elk geval ook voor de plaatjes die door FredCavazza zijn opgesteld van het landschap der sociale media.
In 2008 zag dat landschap er als volgt uit:
"Social media" is als de verder ongedefineerde zon in het zonnenstelsel, waaromheen begrippen zwerven als "social networks", "microblog", "virtual worlds", "publish" en "social gamers". En bij al deze "typen" staan voorbeelden (want het overzicht is hoe indrukwekkend ook zeker niet uitputtend").
Een jaar later, in 2009, ziet het overzicht er, ondanks de groei van het aantal social media, al een stuk overzichtelijker uit:
Het duurde een kleine twee jaar (januari 2011) voor er weer een update van het landschap kwam:
De kaart geeft treffend aan dat de strijd tussen Google en Facebook zich afspeelt op de zeven domeinen die hier onderscheiden worden: Publiceren, delen, discussiëren, commercieel, locatiebased, netwerken en spellen. De verschuiving van Facebook van één van de sociale netwerken in 2008 naar het hart in 2011 is is al even interessant als het feit dat de kaart uit januari 2011 is, dus van voor de lancering van Google+.
Hoewel het artikel, inmiddels meer dan een half jaar oud, niet alleen door de komt van Google+ gedateerd is, is die verschuiving in de cartografie het meest interessante. Daar waar in 2008 nog een begrip "social media" in het hart van de kaart stond, staan nu Google en Facebook daar als entiteiten.
Zowel de kaart uit 2008 als die uit 2011 roepen associaties op met de kosmologie. Ik richt me hier even op de kaart van 2011, met Google(+) en Facebook in het centrum. Zijn het dubbelsterren die in een relatief rustige baan om elkaar heendraaien en die de begeleidende planeten de ruimte geven voor relatief stabiele banen? Of vormen ze samen het centrum van een sterrenstelsel en zijn ze in feite een dubbel zwart gat die alles wat te dicht in hun buurt komt opslokken?
Zelf geloof ik het meeste in het laatste. De sociale media die te dicht in de buurt zitten van de twee zwarte gaten zullen uiteindelijk die zwarte gaten worden ingezogen en niet meer waarneembaar zijn, zoals een ster die binnen de waarnemingshorizon van een zwart gat komt. Alleen die media die op gepaste afstand van de zwarte gaten weten te blijven, zullen een kans hebben om zelfstandig te overleven.
Gelukkig leert de kosmologie ons dat zwarte gaten niet alles opslokken. Zo heeft Saggitarius A* (het vermoedelijke zwarte gat in het centrum van ons melkwegstelsel), onze eigen zon en haar planeten gelukkig met rust gelaten. Hopelijk zal dat met de social media ook gebeuren. Want ver van het centrum af, zijn er pareltjes met unieke eigenschappen die, hoe klein ook, een eigen bestaan verdienen. Net zoals onze eigen aarde.
www.cluitmans.nl
Plaatjes kunnen soms meer zeggen dan woorden. Veranderingen in plaatjes zeggen soms meer dan vele zinnen. Dat geldt in elk geval ook voor de plaatjes die door FredCavazza zijn opgesteld van het landschap der sociale media.
In 2008 zag dat landschap er als volgt uit:
"Social media" is als de verder ongedefineerde zon in het zonnenstelsel, waaromheen begrippen zwerven als "social networks", "microblog", "virtual worlds", "publish" en "social gamers". En bij al deze "typen" staan voorbeelden (want het overzicht is hoe indrukwekkend ook zeker niet uitputtend").
Een jaar later, in 2009, ziet het overzicht er, ondanks de groei van het aantal social media, al een stuk overzichtelijker uit:
Het duurde een kleine twee jaar (januari 2011) voor er weer een update van het landschap kwam:
De kaart geeft treffend aan dat de strijd tussen Google en Facebook zich afspeelt op de zeven domeinen die hier onderscheiden worden: Publiceren, delen, discussiëren, commercieel, locatiebased, netwerken en spellen. De verschuiving van Facebook van één van de sociale netwerken in 2008 naar het hart in 2011 is is al even interessant als het feit dat de kaart uit januari 2011 is, dus van voor de lancering van Google+.
Hoewel het artikel, inmiddels meer dan een half jaar oud, niet alleen door de komt van Google+ gedateerd is, is die verschuiving in de cartografie het meest interessante. Daar waar in 2008 nog een begrip "social media" in het hart van de kaart stond, staan nu Google en Facebook daar als entiteiten.
Zowel de kaart uit 2008 als die uit 2011 roepen associaties op met de kosmologie. Ik richt me hier even op de kaart van 2011, met Google(+) en Facebook in het centrum. Zijn het dubbelsterren die in een relatief rustige baan om elkaar heendraaien en die de begeleidende planeten de ruimte geven voor relatief stabiele banen? Of vormen ze samen het centrum van een sterrenstelsel en zijn ze in feite een dubbel zwart gat die alles wat te dicht in hun buurt komt opslokken?
Zelf geloof ik het meeste in het laatste. De sociale media die te dicht in de buurt zitten van de twee zwarte gaten zullen uiteindelijk die zwarte gaten worden ingezogen en niet meer waarneembaar zijn, zoals een ster die binnen de waarnemingshorizon van een zwart gat komt. Alleen die media die op gepaste afstand van de zwarte gaten weten te blijven, zullen een kans hebben om zelfstandig te overleven.
Gelukkig leert de kosmologie ons dat zwarte gaten niet alles opslokken. Zo heeft Saggitarius A* (het vermoedelijke zwarte gat in het centrum van ons melkwegstelsel), onze eigen zon en haar planeten gelukkig met rust gelaten. Hopelijk zal dat met de social media ook gebeuren. Want ver van het centrum af, zijn er pareltjes met unieke eigenschappen die, hoe klein ook, een eigen bestaan verdienen. Net zoals onze eigen aarde.
www.cluitmans.nl
Abonneren op:
Posts (Atom)