Een gewone voetbalclub. Met een bestuur, een technische commissie en vrijwilligers. Mensen die wat willen maken van hun club. Met ideeën, een visie. Een visie die ze uit willen dragen en willen vormgeven in concrete activiteiten. Iets waar ze niet aan toekomen.
Een van de grootste problemen voor een club is namelijk de vraag: "wie schenkt de ranja in". Voor de niet-voetbalouders onder de lezers: het is normaal dat je na de wedstrijd (en bij oudere jeugd: in de rust) een bekertje ranja voor elke speler hebt staan. Dat die beker er staat is belangrijk. Het heeft te maken met gastvrijheid, respect voor de spelers etc. Het is overigens ook niet het meest ingewikkelde. Een beetje ouder kan dat, ranja inschenken.
Toch lijkt het inschenken van ranja een kunst, die slechts aan weinigen is voorbehouden. In elk geval bij mijn clubje. Want de ranja wordt ingeschonken door het bestuur of leden van de technische commissie of door een andere vrijwilliger die heel veel voor de club doet. Ranja inschenken bij de voetbalclub is blijkbaar veel moeilijker dan ranja inschenken als je als ouder een paar vriendjes van je kinderen over de vloer hebt.
Volgens mij is ranja ranja. En inschenken is ook niet zo moeilijk. Maar het moet wel gebeuren. Maar waarom zou het bestuur of de technische commissie dat moeten doen? Waarom kan niet elke ouder een keertje in zijn of haar leven ranja inschenken?
Natuurlijk kan dat. En geen enkele normale ouder zal zich bezwaard voelen als hij of zij een keer ranje moet inschenken. Normale ouders begrijpen immers dat het belangrijk is dat een ieder zijn bijdrage levert aan het sportplezier van onze kinderen.
Translate
Posts tonen met het label vrijwilliger; voetbal; elistha. Alle posts tonen
Posts tonen met het label vrijwilliger; voetbal; elistha. Alle posts tonen
woensdag 4 april 2012
zondag 25 maart 2012
De Chinese vrijwilliger
Een 'Chinese vrijwilliger' is iemand die verplicht wordt om een vervelende taak op zich te nemen. De term stamt uit de Korea-oorlog, toen Chinezen verplicht werden om aan de kant van Noord Korea mee te vechten tegen het zuidelijke deel van het land. Een term ook die me doet denken aan de Chinezen die ik, op mijn China-reizen, bezig zag zich "vrijwillig" in te zetten voor de maatschappij.
Het vrijwilligerswerk heb ik via mijn ouders met de paplepel ingegoten gekregen. Politiek, buurt en sport: ik heb het allemaal gedaan, en doe het nog. Maar ik voel me steeds meer de Chinese vrijwilliger.
Mijn vrijwillgerswerk vandaag de dag, is het jeugdvoorzitterschap van één van de twee lokale voetbalclubs, SC Elistha. Ik zou me vanuit die functie graag bezig willen houden met de opbouw en uitbouw van onze jeugdafdeling. Maar telkens weer word ik geconfronteerd met noodzakelijke werkzaamheden, waar ik niet om heb gevraagd en die geen enkel belang dienen. Hooguit het belang van het klagende individu, dat een poging onderneemt om de vrijwilliger van zijn "werk" en doel af te houden.
Het klagende individu is meestal ouder van een spelertje. Een ouder die van mening is dat het belang van zijn of haar kind ver uitstijgt boven het belang van de club als geheel. Een ouder die van de vrijwilligers bij de club verwacht dat ze professional zijn (maar o wee als we de contributie daar aan aan zouden passen), maar tegelijkertijd ook weer niet (want als professional zouden we het clubbelang boven het individuele belang stellen). Een ouder die de vrijwilliger verplicht dingen wil laten doen, waar de vrijwilliger niet voor gekozen heeft.
Die ouders noem ik vanaf heden "Mao". En dat is geen politiek oordeel, maar een verwijzing naar de Chinese vrijwilliger. Die ouder is een Mao die, als ware het de culturele revolutie, bezig is om de vrijwilligers vakkundig om zeep te helpen, en daarmee het verenigingsleven. En verwacht vooral niet van de Mao's dat zij zelf een poot willen uitsteken. Uiteraard niet. Er zijn genoeg Chinezen om het werk te doen.
Het wordt tijd dat deze Mao's een halt toegeroepen wordt. Laat de vrijwilliger de vrijwilliger zijn. En Mao, steek zelf eens een keer de handen uit de mouwen. En praat daarna mee.
Het vrijwilligerswerk heb ik via mijn ouders met de paplepel ingegoten gekregen. Politiek, buurt en sport: ik heb het allemaal gedaan, en doe het nog. Maar ik voel me steeds meer de Chinese vrijwilliger.
Mijn vrijwillgerswerk vandaag de dag, is het jeugdvoorzitterschap van één van de twee lokale voetbalclubs, SC Elistha. Ik zou me vanuit die functie graag bezig willen houden met de opbouw en uitbouw van onze jeugdafdeling. Maar telkens weer word ik geconfronteerd met noodzakelijke werkzaamheden, waar ik niet om heb gevraagd en die geen enkel belang dienen. Hooguit het belang van het klagende individu, dat een poging onderneemt om de vrijwilliger van zijn "werk" en doel af te houden.
Het klagende individu is meestal ouder van een spelertje. Een ouder die van mening is dat het belang van zijn of haar kind ver uitstijgt boven het belang van de club als geheel. Een ouder die van de vrijwilligers bij de club verwacht dat ze professional zijn (maar o wee als we de contributie daar aan aan zouden passen), maar tegelijkertijd ook weer niet (want als professional zouden we het clubbelang boven het individuele belang stellen). Een ouder die de vrijwilliger verplicht dingen wil laten doen, waar de vrijwilliger niet voor gekozen heeft.
Die ouders noem ik vanaf heden "Mao". En dat is geen politiek oordeel, maar een verwijzing naar de Chinese vrijwilliger. Die ouder is een Mao die, als ware het de culturele revolutie, bezig is om de vrijwilligers vakkundig om zeep te helpen, en daarmee het verenigingsleven. En verwacht vooral niet van de Mao's dat zij zelf een poot willen uitsteken. Uiteraard niet. Er zijn genoeg Chinezen om het werk te doen.
Het wordt tijd dat deze Mao's een halt toegeroepen wordt. Laat de vrijwilliger de vrijwilliger zijn. En Mao, steek zelf eens een keer de handen uit de mouwen. En praat daarna mee.
Abonneren op:
Posts (Atom)