In 1905 publiceerde Albert Einstein zijn speciale relativiteitstheorie. Speciaal was dat deze theorie geldt voor waarnemers die eenparig bewegen. Eenparig wil zeggen dat er geen sprake is van een versnelling (of vertraging). Einstein had slechts tien jaar nodig om tot zijn algemene theorie te komen, die ook geldig is als er wel sprake is van een versnelling. Tien jaar, om van een systeem zonder versnelling te komen tot een systeem met versnelling. Daar kunnen wij boekhouders alleen van dromen. Wij doen het al eeuwen zonder versnelling.
Nemen we als voorbeeld een hardloper en een schaatser die beiden starten. Na 100 meter liggen ze ongeveer gelijk. Maar stel dat ze nog een volle ronde afleggen. Wie ligt dan voorop? Ik denk dat we het antwoord allemaal weten: de schaatser (tenzij deze in de bocht onderuit gaat). En we weten ook allemaal hoe dat komt, de schaatser heeft na 100 meter een hogere snelheid en, bovenal, een hogere versnelling. Want die laatste eenheid voorspelt wat er na die 100 meter gebeurt, veel beter dan de eerste eenheid.
Als we echter onze boekhoudkundige principes toepassen op de hardloper en de schaatser, dan zien we geen verschil op de 100 meter. De beginbalans van beiden is de startpositie (0 meter). De eindbalans is de 100-meter-lijn. En de verandering, die we weergeven op onze hardloopschaatsresultatenrekening, is een snelheid van ongeveer 10 meter per seconde. Immers, schaatser en hardloper leggen die 100 meter in ongeveer 10 seconden af.
Eenzelfde beginbalans, eenzelfde resultatenrekening, eenzelfde jaarrekening. Historisch gezien hebben de schaatser en de hardloper exact hetzelfde bereikt. Dat vermeldt onze boekhouding, dat kunnen we vaststellen, daar kunnen we een accountantscontrole op loslaten, daar kunnen we zekerheid aan geven. Aan het verleden.
Bij de schaatser en de hardloper kunnen we echter ook wel degelijk zekerheid geven aan de toekomst. Omdat de versnelling van de schaatser hoger is dan de versnelling van de hardloper, weten we dat de schaatser na de 100-meter-lijn een betere prestatie gaat leveren. Dat baseren we niet op gegok, maar op een natuurkundige grootheid, de versnelling.
Gokkers, die op de winst tussen de hardloper en de schaatser willen inzetten, zullen meer zekerheid ontlenen aan de versnelling op de 100 meterlijn dan aan de snelheid over de eerste 100 meter of de verandering tussen begin- en eindpositie. Hoewel we eigenlijk iemand die op basis van dat gegeven besluit, geen gokker kunnen noemen. Het is iemand die een beslissing neemt op basis van harde informatie die iets zegt over de toekomst, op het moment dat hij de beslissing neemt.
Vertaald naar de jaarrekening betekent dit dat de beginbalans, de eindbalans en de resultatenrekening leuk zijn - als ze direct na afloop van het boekjaar publiek worden gemaakt - maar dat het belangrijkste ontbreekt. Zit het bedrijf in een versnelling of vertraging en hoe is die versnelling ten opzichte van andere bedrijven? Als we deze versnelling vast stellen, geven we zekerheid over de toekomst.
Het meten van de versnelling is geen complex iets. Natuurkunde 2 mavo. Natuurlijk moeten we rekening houden met seizoensinvloeden en andere factoren die een invloed kunnen hebben op de versnelling op 31 december. Maar dat snapt de gemiddelde 2 mavo-leerling ook.
Waar het mij om gaat, is dat de jaarrekening uitgebreid zou moeten worden met een paragraaf die deze informatie toevoegt. Naast de resultatenrekening, die de verandering in het eigen vermogen weerspiegelt, ook een rekening die de verandering van de verandering weergeeft. Niet alleen de snelheid (met als eenheid euro's per jaar als analogie van de meters per seconde) maar ook de versnelling (met als eenheid euro's per jaar² als analogie van de meters per seconde²). Of blijven we boekhouden onder het niveau van 2 mavo natuurkunde?
Mijn favoriete blog rond voor blogartikels. Hoeveel boekhouders je blog lezen vraag ik me vaker af.
BeantwoordenVerwijderen