Een half jaar geleden schreef ik de blog Catshuiscrisis voor kinderen. Deze blog is de update ervan, om morgen te gebruiken in de les.
Nadat de mensen hadden mogen stemmen, werden de stoeltjes in het kamertje opnieuw verdeeld. En de mensen die in het gekozen kamertje zaten, wezen een paar mensen aan die moesten zorgen dat er een nieuwe regering kwam, die weer voldoende vriendjes in de kamer had. De koning mocht zich er niet meer mee bemoeien. Dat was voor het eerst in de geschiedenis. En dat was soms wel raar.
Al heel snel bleek dat er twee mensen in het kamertje, die tot voor kort altijd ruzie hadden, vriendjes waren geworden. En het waren niet zomaar mensen. Het waren twee mensen die allebei de baas waren van een grote groep in de kamer. Sterker nog, samen hadden ze meer dan de 76 vriendjes die nodig waren om de baas te kunnen zijn.
Voor de verkiezingen, waren die twee mannen helemaal geen vrienden. Sterker nog, tijdens de verkiezingen riepen ze tegen alle mensen in het land vooral dat de andere heel erg slecht en fout was. De ene, laten we hem Mark noemen, zei dat als de andere, we noemen hem Rik, in de regering zou komen, het land naar de verdoemenis ging. En Rik zei dat Mark natuurlijk nooit meer de baas van het land zou mogen worden.
Maar toen de mensen hadden gestemd en Mark en Rik de stoeltjes hadden geteld, ontdekten ze dat ze samen wel genoeg vriendjes hadden om de baas te spelen over het land. Weliswaar waren hun vriendjes geen vriendjes van elkaar, maar ja, dan kun je wel wat gaan uitruilen. Dus Mark zei: jouw vriendjes mogen de huisjes van de rijken bij Monopolie wat duurder maken. En Rik zei: dan mogen jouw vriendjes bij Risk een extra leger in zetten. En uiteindelijk sloten ze een akkoord, waarmee alle vriendjes blij genoeg waren. Er waren ook dingen die de vriendjes van de ene of de andere minder leuk vonden, maar dat maakte niet zo veel uit. Want ze wisten ook wel dat hun vriendjes vooral keken naar de dingen die ze leuk vonden.
En zo kan het dat twee mannen die helemaal geen vriendjes zijn, toch samen de baas kunnen worden.
Translate
maandag 29 oktober 2012
donderdag 11 oktober 2012
Beroepsproduct
Het was in 1999 of 2000, het jaar weet ik niet meer. In elk geval was het voor de eeuwwisseling. De dag en de locatie weet ik wel nog precies: een tweedaagse van onderwijsadviesbureau MAF Dekkers op Mennerode. Een donderdagavond, aan de bar.
Die avond had Jos de Kleijn een inleiding gehouden op een tweedaagse die we hielden voor docenten van een economische opleiding van de Hogeschool van Rotterdam. Mijn verhaal over het starten van het onderwijsleerproces met problemen uit de praktijk, zijn verhaal over de leerlijnen die de Hogeschool van Amsterdam onderscheidde. We voelden zelf de verbinding, maar wisten die naar ons publiek nog niet in woorden duidelijk te maken. Wat echter op de cursus zelf niet lukte, lukte na twee pilsjes aan de bar wel. Of Jos het als eerste zei of ik, weet ik niet meer. Maar het woord "beroepsproduct" was geboren.
Het woord was een metafoor, die houvast bood in de wereld van het competentiegericht leren. Want waar docenten zich bij competenties vaak weinig konden voorstellen, konden ze zich dat bij een beroepsproduct wel. Het beroepsproduct, "de dingetjes waar je voor betaald wordt als beroepsbeoefenaar" was als begrip geboren. Als een begrip dat vooral een didactisch doel diende, een doel om docenten te helpen om competenties te vertalen in concreet gedrag.
In 2002 verscheen mijn boek "Aan de slag met competenties". In dit boek omschreef ik het begrip "beroepsproducten" als "goederen of diensten die een beroepsbeoefenaar levert aan een interne of externe afnemer, die voldoen aan vooraf vastgestelde kwaliteitseisen (specificaties) met betrekking tot het product en/of het proces, en die direct of indirect toegevoegde waarde creëren". En verder: "Het als dan niet kunnen opleveren van een bepaald beroepsproduct dat voldoet aan vooraf vastgestelde kwaliteitseisen, is een maatstaf voor het competent zijn binnen een bepaald beroep." "Een" maatstaf, stond er, niet "de" maatstaf.
Bij mijn weten, is er nooit wetenschappelijk onderzoek gedaan naar het "beroepsproduct". Of mijn ideeën over beroepsproducten als een hulpmiddel een goed middel zijn bij het inrichten van het onderwijs, is voor zover ik weet nooit wetenschappelijk gevalideerd. Sterker nog, een andere definitie dan de mijne heb ik eigenlijk nooit gelezen. Wie mijn boek "Aan de slag met competenties" serieus heeft gelezen, weet dat voor mij het begrip "beroepsproduct" primair een hulpmiddel was om docenten te helpen om het voor hen veelal te vage begrip "competenties" te vertalen.
Ik vind het begrip nog steeds een mooi begrip, als het gebruikt wordt zoals ik het toen, samen met Jos, bedoelde. Maar als ik op twitter zoek op beroepsproduct, zie ik vooral studenten en leerlingen die klagen over het klote beroepsproduct dat ze op moeten leveren. Soms reageer ik daar op. En telkens weer blijkt dat opleidingen het "beroepsproduct" vooral gebruiken als woord om het traditionele werkstuk een meer beroepsgericht geurtje te geven.
Ook op andere manieren wordt het begrip geheel anders gebruikt dan wij het bedoelden. Bijvoorbeeld als gesteld wordt dat toetsing altijd via beroepsproducten moet geschieden. Dat is het omkeren van de werkelijkheid. Beroepsproducten kunnen een onderdeel zijn van het toetsplan van een opleiding. Dat is iets anders dan dat beroepsproducten de enige entiteiten zijn die in een opleiding getoetst moeten worden. Zeker daar waar "kennis als kennis" belangrijk is in een opleiding, schieten beroepsproducten tekort als toetsinstrument. Dat heb ik in elk geval altijd betoogd.
Ik beschouw me, samen met Jos de Kleijn, nog steeds als geestelijk vader van het begrip. Een begrip dat nooit enige vorm van wetenschappelijke validatie heeft gehad. Dat laatste is voor mij, na tien jaar, reden om te twijfelen aan het feit of het begrip überhaupt wel bruikbaar is. Maar het meest stoor ik me aan die scholen en opleidingen die het begrip inzetten op een manier zoals wij het nooit bedoeld hebben. Ik daag elke onderwijsinstelling die het begrip gebruikt in haar onderwijs- en examenregeling uit om eens een nette, en gevalideerde onderbouwing van het begrip te geven.
En zolang de enige definitie die er is de onze is, die ik vastlegde in "Aan de slag met competenties", verzoek ik elke onderwijsinstelling om aan het begrip niet meer waarde te hechten dan we toen bedoelden.
(Toevoeging: Een collega van me reageerde al dat het begrip internationaal niet uit te leggen is. Dat krijg je als je onzorgvuldig om gaat met begrippen.)
Die avond had Jos de Kleijn een inleiding gehouden op een tweedaagse die we hielden voor docenten van een economische opleiding van de Hogeschool van Rotterdam. Mijn verhaal over het starten van het onderwijsleerproces met problemen uit de praktijk, zijn verhaal over de leerlijnen die de Hogeschool van Amsterdam onderscheidde. We voelden zelf de verbinding, maar wisten die naar ons publiek nog niet in woorden duidelijk te maken. Wat echter op de cursus zelf niet lukte, lukte na twee pilsjes aan de bar wel. Of Jos het als eerste zei of ik, weet ik niet meer. Maar het woord "beroepsproduct" was geboren.
Het woord was een metafoor, die houvast bood in de wereld van het competentiegericht leren. Want waar docenten zich bij competenties vaak weinig konden voorstellen, konden ze zich dat bij een beroepsproduct wel. Het beroepsproduct, "de dingetjes waar je voor betaald wordt als beroepsbeoefenaar" was als begrip geboren. Als een begrip dat vooral een didactisch doel diende, een doel om docenten te helpen om competenties te vertalen in concreet gedrag.
In 2002 verscheen mijn boek "Aan de slag met competenties". In dit boek omschreef ik het begrip "beroepsproducten" als "goederen of diensten die een beroepsbeoefenaar levert aan een interne of externe afnemer, die voldoen aan vooraf vastgestelde kwaliteitseisen (specificaties) met betrekking tot het product en/of het proces, en die direct of indirect toegevoegde waarde creëren". En verder: "Het als dan niet kunnen opleveren van een bepaald beroepsproduct dat voldoet aan vooraf vastgestelde kwaliteitseisen, is een maatstaf voor het competent zijn binnen een bepaald beroep." "Een" maatstaf, stond er, niet "de" maatstaf.
Bij mijn weten, is er nooit wetenschappelijk onderzoek gedaan naar het "beroepsproduct". Of mijn ideeën over beroepsproducten als een hulpmiddel een goed middel zijn bij het inrichten van het onderwijs, is voor zover ik weet nooit wetenschappelijk gevalideerd. Sterker nog, een andere definitie dan de mijne heb ik eigenlijk nooit gelezen. Wie mijn boek "Aan de slag met competenties" serieus heeft gelezen, weet dat voor mij het begrip "beroepsproduct" primair een hulpmiddel was om docenten te helpen om het voor hen veelal te vage begrip "competenties" te vertalen.
Ik vind het begrip nog steeds een mooi begrip, als het gebruikt wordt zoals ik het toen, samen met Jos, bedoelde. Maar als ik op twitter zoek op beroepsproduct, zie ik vooral studenten en leerlingen die klagen over het klote beroepsproduct dat ze op moeten leveren. Soms reageer ik daar op. En telkens weer blijkt dat opleidingen het "beroepsproduct" vooral gebruiken als woord om het traditionele werkstuk een meer beroepsgericht geurtje te geven.
Ook op andere manieren wordt het begrip geheel anders gebruikt dan wij het bedoelden. Bijvoorbeeld als gesteld wordt dat toetsing altijd via beroepsproducten moet geschieden. Dat is het omkeren van de werkelijkheid. Beroepsproducten kunnen een onderdeel zijn van het toetsplan van een opleiding. Dat is iets anders dan dat beroepsproducten de enige entiteiten zijn die in een opleiding getoetst moeten worden. Zeker daar waar "kennis als kennis" belangrijk is in een opleiding, schieten beroepsproducten tekort als toetsinstrument. Dat heb ik in elk geval altijd betoogd.
Ik beschouw me, samen met Jos de Kleijn, nog steeds als geestelijk vader van het begrip. Een begrip dat nooit enige vorm van wetenschappelijke validatie heeft gehad. Dat laatste is voor mij, na tien jaar, reden om te twijfelen aan het feit of het begrip überhaupt wel bruikbaar is. Maar het meest stoor ik me aan die scholen en opleidingen die het begrip inzetten op een manier zoals wij het nooit bedoeld hebben. Ik daag elke onderwijsinstelling die het begrip gebruikt in haar onderwijs- en examenregeling uit om eens een nette, en gevalideerde onderbouwing van het begrip te geven.
En zolang de enige definitie die er is de onze is, die ik vastlegde in "Aan de slag met competenties", verzoek ik elke onderwijsinstelling om aan het begrip niet meer waarde te hechten dan we toen bedoelden.
(Toevoeging: Een collega van me reageerde al dat het begrip internationaal niet uit te leggen is. Dat krijg je als je onzorgvuldig om gaat met begrippen.)
zaterdag 29 september 2012
Eitjes
Wie op twitter zit, maakt het ongetwijfeld op dit moment mee: een terreur van eitjes. Voor de niet twitteraars onder ons: als je op twitter geen profielfoto opload maar gebruikt maakt van de avatars die twitter zelf beschikbaar stelt, dan heb je als avatar een eitje. Je kunt weliswaar kiezen uit verschillende kleuren, maar je blijft een ei.
De laatste dagen is er op twitter sprake van een ware eitjesterreur. Helaas moet ik zeggen dat die eitjes meestal Arabisch klinkende namen hebben. En hun teksten doen soms denken aan een oorlogsscenario van een sterk religieus georiënteerde groepering. Dat is overigens niet altijd zo, en ik moet eerlijk bekennen dat ik ondanks mijn cursus Russsisch van 25 jaar geleden, veel eitjes niet kan volgen.
De grote vraag is natuurlijk: wat is er hier aan de hand? Wat doen al die eitjes op twitter en ook: wat doen wij ertegen. Wat dat laatste betreft, we kunnen ze rapporteren als spam en blokkeren. Daarmee is het eitje natuurlijk snel uitgekookt, maar de mens (of bot) achter het eitje, zal snel een nieuw eitje leggen. En zo zal de eierterreur door gaan.
De terreur heeft inmiddels dusdanige vormen aangenomen, dat ik verwacht dat er snel tegen optreden zal worden. Een minister van eitjes lijkt me wel het minste. En om ieder risico te voorkomen, vind ik ook dat alle pluimveebedrijven preventief geruimd moeten worden. Verder moet elk projectX-feest waarbij vooraf afgesproken is dat er minimaal 10.000 eitjes worden stukgegooid subsidie van de overheid krijgen.
De laatste dagen is er op twitter sprake van een ware eitjesterreur. Helaas moet ik zeggen dat die eitjes meestal Arabisch klinkende namen hebben. En hun teksten doen soms denken aan een oorlogsscenario van een sterk religieus georiënteerde groepering. Dat is overigens niet altijd zo, en ik moet eerlijk bekennen dat ik ondanks mijn cursus Russsisch van 25 jaar geleden, veel eitjes niet kan volgen.
De grote vraag is natuurlijk: wat is er hier aan de hand? Wat doen al die eitjes op twitter en ook: wat doen wij ertegen. Wat dat laatste betreft, we kunnen ze rapporteren als spam en blokkeren. Daarmee is het eitje natuurlijk snel uitgekookt, maar de mens (of bot) achter het eitje, zal snel een nieuw eitje leggen. En zo zal de eierterreur door gaan.
De terreur heeft inmiddels dusdanige vormen aangenomen, dat ik verwacht dat er snel tegen optreden zal worden. Een minister van eitjes lijkt me wel het minste. En om ieder risico te voorkomen, vind ik ook dat alle pluimveebedrijven preventief geruimd moeten worden. Verder moet elk projectX-feest waarbij vooraf afgesproken is dat er minimaal 10.000 eitjes worden stukgegooid subsidie van de overheid krijgen.
maandag 17 september 2012
Het einde van het CDA
Ik ben opgegroeid in het midden van Limburg. In een jeugd, die enkele zekerheden kende. De plaatselijke voetbalclub zou vierde klasse voetballen, met carnaval waren de cafés overvol en bij elke verkiezing zou het CDA de meerderheid halen. Dat laatste wisten, in mijn jeugd, overigens veel dorpsgenoten nog niet. Die stemden namelijk niet CDA, die stemden KVP, de partij die nog nauwelijks tien jaar haar naam van het kiesbiljet had gehaald.
Die dominantie van het CDA was veel jongeren met mij een doorn in het oog. Of we nu links waren of rechts of dat we uit het midden kwamen, we hadden het gevoel dat elke Limburgse verkiezing een overbodige was. Behalve dan de lokale, want daar waren het de lokale lijsten en niet het CDA die domineerden. Logisch ook, want de lijsttrekkers van die lokale lijsten stemden bijna allemaal CDA. Waren er geen lokale lijsten geweest, dan had het CDA in elke gemeente de absolute meerderheid gehad.
Het bekijken van de uitslagen van de laatste tweedekamerverkiezingen, levert dan ook een vreselijk beeld op. Het CDA bestaat niet meer in Limburg. Natuurlijk, er zijn nog enkele Limburgers die, net als in de rest van het land, op de christendemocraten stemmen, maar dat is een kleine minderheid geworden. Het almachtige CDA is opgeslokt, opgegeten en weggevaagd door die andere partijen, waarvan iedereen dertig jaar geleden in Limburg nog vond dat ze van god los waren.
Ik zie me nog staan, als vijftienjarige. We hadden net de Stichting Limbabwe Free Promotion opgericht. Een stichting die geen stichting was, er kwam geen notaris aan te pas. Met Stichting wezen we niet zozeer naar de juridische vorm, maar we vonden het een hele neutrale term voor een organisatie. Geen "partij" of "beweging", dat klonk te politiek om een ieder te verenigen.
De SLFP had als slogan: "Limburg vrij van CDA-dictatuur". Daarbij wisten wij natuurlijk ook wel dat het geen dictatuur in de letterlijke betekenis van het woord was, maar wij voelden te veel almacht bij de christendemocraten. Zoals bij de CSU in Bayern. De posters die we ophingen, toonden een gebroken kruis. Een knipoog naar het onder antimilitaristen populaire gebroken geweertje.
We waren jongens, gewone jongens. Jongens met heel uiteenlopende opvattingen over politiek. Jongens die nu misschien wel stemmen van PVV tot SP, en zelfs in splinters links en rechts daar van. Jongens die kiezen voor VVD of PvdA of D66. Gewone jongens. Maar toen waren we niet gewoon. We waren anders, omdat we wisten dat het politieke monopolie van het CDA geen goede zaak was. Daar streden we tegen.
Dertig jaar later, is het CDA zelfs in Limburg geen partij meer om rekening mee te houden. De stemmen zijn verdwenen. En wij, de gewone Limburgse jongens die ooit toekeken en dachten, zien ons gelijk. Een gelijk dat niets te maken heeft met religieuze of politieke opvattingen. Een gelijk dat alles te maken heeft met een partij die te almachtig was, die te automatisch haar stemmen trok, en daarmee uiteindelijk al haar potentiële kiezers tegen zich in het harnas heeft gejaagd.
Die dominantie van het CDA was veel jongeren met mij een doorn in het oog. Of we nu links waren of rechts of dat we uit het midden kwamen, we hadden het gevoel dat elke Limburgse verkiezing een overbodige was. Behalve dan de lokale, want daar waren het de lokale lijsten en niet het CDA die domineerden. Logisch ook, want de lijsttrekkers van die lokale lijsten stemden bijna allemaal CDA. Waren er geen lokale lijsten geweest, dan had het CDA in elke gemeente de absolute meerderheid gehad.
Het bekijken van de uitslagen van de laatste tweedekamerverkiezingen, levert dan ook een vreselijk beeld op. Het CDA bestaat niet meer in Limburg. Natuurlijk, er zijn nog enkele Limburgers die, net als in de rest van het land, op de christendemocraten stemmen, maar dat is een kleine minderheid geworden. Het almachtige CDA is opgeslokt, opgegeten en weggevaagd door die andere partijen, waarvan iedereen dertig jaar geleden in Limburg nog vond dat ze van god los waren.
Ik zie me nog staan, als vijftienjarige. We hadden net de Stichting Limbabwe Free Promotion opgericht. Een stichting die geen stichting was, er kwam geen notaris aan te pas. Met Stichting wezen we niet zozeer naar de juridische vorm, maar we vonden het een hele neutrale term voor een organisatie. Geen "partij" of "beweging", dat klonk te politiek om een ieder te verenigen.
De SLFP had als slogan: "Limburg vrij van CDA-dictatuur". Daarbij wisten wij natuurlijk ook wel dat het geen dictatuur in de letterlijke betekenis van het woord was, maar wij voelden te veel almacht bij de christendemocraten. Zoals bij de CSU in Bayern. De posters die we ophingen, toonden een gebroken kruis. Een knipoog naar het onder antimilitaristen populaire gebroken geweertje.
We waren jongens, gewone jongens. Jongens met heel uiteenlopende opvattingen over politiek. Jongens die nu misschien wel stemmen van PVV tot SP, en zelfs in splinters links en rechts daar van. Jongens die kiezen voor VVD of PvdA of D66. Gewone jongens. Maar toen waren we niet gewoon. We waren anders, omdat we wisten dat het politieke monopolie van het CDA geen goede zaak was. Daar streden we tegen.
Dertig jaar later, is het CDA zelfs in Limburg geen partij meer om rekening mee te houden. De stemmen zijn verdwenen. En wij, de gewone Limburgse jongens die ooit toekeken en dachten, zien ons gelijk. Een gelijk dat niets te maken heeft met religieuze of politieke opvattingen. Een gelijk dat alles te maken heeft met een partij die te almachtig was, die te automatisch haar stemmen trok, en daarmee uiteindelijk al haar potentiële kiezers tegen zich in het harnas heeft gejaagd.
Labels:
CDA,
Limburg,
tweede kamer,
verkiezingen,
VVD
donderdag 13 september 2012
Peilen en voorspellen, verkiezingen en accountants
Op het moment dat ik deze blog begin, hoor ik op de achtergrond Maurice de Hond die uitlegt dat peilingen geen voorspellingen zijn. Dat heb ik vandaag vaker gehoord, heel vaak zelfs. Peilers meten wat mensen gisteren zouden doen als ze denken dat morgen geweest is. Peilers meten, met andere woorden, wat mensen in het verleden dachten over de toekomst. Dat doen ze met behulp van verfijnde statistische technieken, en dat doen ze in mijn ogen op een verantwoorde en betrouwbare wijze.Betrouwbaar, net zoals de accountant op een betrouwbare wijze uitspraken doet over de jaarrekening, die het verleden beschrijft.
Maar, zoals blijkt uit de reacties, heeft het maatschappelijk verkeer helemaal geen behoefte aan dit soort peilingen over het verleden. Het maatschappelijke verkeer wil voorspellingen. Net zoals het maatschappelijk verkeer liever zou zien dat een accountant iets zou zeggen over de toekomst, en niet over het verleden. De peilingen zijn betrouwbaar, maar niet valide, in het oog van wat mensen zouden willen weten. Wat ze namelijk willen weten, is hoe de toekomst eruit ziet.
Zelf voorspelde ik, in een reactie op een reactie op mijn eigen blog over de scholierenverkiezingen, dat de Piratenpartij 0,3 % zou halen. Dat was geen peiling, maar een voorspelling. Een eenvoudige voorspelling zelfs, gebaseerd op de "formule van Cluitmans", die ik hier uiteraard niet ga onthullen. Maar het is een formule die peilingen en metingen omzet in voorspellingen. Een omzetting die niets meer met statistiek te maken heeft, maar met daadwerkelijk voorspellen, in de toekomst kijken. Een formule die ik als historicus ontworpen heb en die mijn historische kennis en ervaring transformeerde naar futurologie. Want dat is de wetenschap, volgens velen geen wetenschap overigens, die zich bezig houdt met de toekomst.
Zowel peilers als accountants zouden zich, als ze willen voldoen aan de wensen van het maatschappelijke verkeer, bezig moeten houden met het genereren van informatie die iets zegt over de toekomst, en niet over het verleden. Data uit het verleden zijn daarbij uiteraard de basis. Het analyseren van trends en ontwikkelingen is een wezenlijke aanvulling daarop. Maar uiteindelijk draait het om het professional judgement van de "ziener" die op basis daarvan een conclusie durft te trekken over de toekomst, en die tegelijkertijd over de tools beschikt om dat te doen.
Dat voorspellen wel degelijk mogelijk is, zal ik gaan bewijzen in de komende jaren. Los van alle peilingen, mag u van mij een voorspelling verwachten van de volgende verkiezingsuitslag bij de volgende verkiezingen. Wanneer die plaatsvinden, weet ik net zo min als u. Maar als die datum in zicht komt, zal ik u maanden van te voren een uitslag voorspellen, die dichter bij de waarheid zal liggen dan de peilingen van de avond voor de verkiezingen. Die techniek zou ook iedere accountant moeten beheersen. Voorspellen wat er met een bedrijf gebeurt, maanden of jaren voor het zich voordoet. Misschien is het niet makkelijk, maar het is wel de toekomst.
Maar, zoals blijkt uit de reacties, heeft het maatschappelijk verkeer helemaal geen behoefte aan dit soort peilingen over het verleden. Het maatschappelijke verkeer wil voorspellingen. Net zoals het maatschappelijk verkeer liever zou zien dat een accountant iets zou zeggen over de toekomst, en niet over het verleden. De peilingen zijn betrouwbaar, maar niet valide, in het oog van wat mensen zouden willen weten. Wat ze namelijk willen weten, is hoe de toekomst eruit ziet.
Zelf voorspelde ik, in een reactie op een reactie op mijn eigen blog over de scholierenverkiezingen, dat de Piratenpartij 0,3 % zou halen. Dat was geen peiling, maar een voorspelling. Een eenvoudige voorspelling zelfs, gebaseerd op de "formule van Cluitmans", die ik hier uiteraard niet ga onthullen. Maar het is een formule die peilingen en metingen omzet in voorspellingen. Een omzetting die niets meer met statistiek te maken heeft, maar met daadwerkelijk voorspellen, in de toekomst kijken. Een formule die ik als historicus ontworpen heb en die mijn historische kennis en ervaring transformeerde naar futurologie. Want dat is de wetenschap, volgens velen geen wetenschap overigens, die zich bezig houdt met de toekomst.
Zowel peilers als accountants zouden zich, als ze willen voldoen aan de wensen van het maatschappelijke verkeer, bezig moeten houden met het genereren van informatie die iets zegt over de toekomst, en niet over het verleden. Data uit het verleden zijn daarbij uiteraard de basis. Het analyseren van trends en ontwikkelingen is een wezenlijke aanvulling daarop. Maar uiteindelijk draait het om het professional judgement van de "ziener" die op basis daarvan een conclusie durft te trekken over de toekomst, en die tegelijkertijd over de tools beschikt om dat te doen.
Dat voorspellen wel degelijk mogelijk is, zal ik gaan bewijzen in de komende jaren. Los van alle peilingen, mag u van mij een voorspelling verwachten van de volgende verkiezingsuitslag bij de volgende verkiezingen. Wanneer die plaatsvinden, weet ik net zo min als u. Maar als die datum in zicht komt, zal ik u maanden van te voren een uitslag voorspellen, die dichter bij de waarheid zal liggen dan de peilingen van de avond voor de verkiezingen. Die techniek zou ook iedere accountant moeten beheersen. Voorspellen wat er met een bedrijf gebeurt, maanden of jaren voor het zich voordoet. Misschien is het niet makkelijk, maar het is wel de toekomst.
dinsdag 11 september 2012
Stemmende jongeren
Morgen mogen we weer stemmen. Wie vergeten is hoe dat komt, moet misschien mijn blog Catshuiscrisis voor kinderen nog eens lezen. Hopelijk hebben alle docenten die basisschoolleerlingen hebben laten stemmen, ze inderdaad ook op deze blog gewezen.
Mijn kinderen zijn wel voor vrij downloaden, en dus hadden zij, als ze hadden kunnen meedoen, op de Piratenpartij gestemd.Van de ruim 16.000 basisschoolleerlingen deed dat uiteindelijk 2%. Als het echte verkiezingen waren, zou dat toch goed zijn voor 3 zetels. Maar ja, zoals de BBC-commentator altijd zei bij tussentijdse verkiezingen omdat er weer eens een parlementslid overleden was: "well it isn't a general election, but look at the swing if it was". Overigens kunnen de Zeerovers hier niet al te veel hoop uit putten: twee jaar geleden scoorden ze al ruim 1%.
Met alle respect voor de kleinsten onder ons, vind ik de uitslag van de scholierenverkiezingen toch net wat interessanter. Misschien omdat ik zelf politiek actief was in mijn scholierentijd (toen de wereld simpel was, in elk geval bij ons: was je links, dan stemde je PSP, was je rechts VVD en wist je het niet D66), maar ook omdat ik jaren lang met plezier aan scholieren les heb mogen geven. En deze uitslagen tonen, zeker ook in vergelijking met de verkiezingen van twee jaar geleden, een duidelijke trend naar de toekomst.
Laten we maar eens beginnen met het CDA. Deze partij, toch al niet populair onder jongeren, verliest wederom 1/3 van haar zetels en komt nu uit op 3 %. Ten opzichte van 2006, één schoolgeneratie later, is er nog een kwart van de aanhang over. Dat wat we in de echte verkiezingen ook gaan zien, zien we zich al bij de jeugd aftekenen. Het CDA, dat in mijn jeugd nog als een onneembaar bolwerk in het midden van de politiek leek te staan, heeft zijn zwanenzang bijna voltooid. Mogelijk heeft het CDA overigens wel enige last van de naam van zijn lijsttrekker: gezien de populariteit van de Piratenpartij, zal de associatie die zijn naam oproept met de auteursrechtenbeschermer het onder jongeren niet goed doen.
Met de Piratenpartij is meteen ook de meest opvallende partij van de scholierenverkiezingen genoemd. Althans, zo lijkt het. De partij kreeg de stem van bijna 11 duizend scholieren, ruim 9 %. Dat lijkt spectaculair, maar twee jaar geleden kreeg de Piratenpartij bijna 5 duizend stemmen, toen goed voor ruim 5 % van de scholieren, om bij de echte verkiezingen op 10 duizend te blijven steken. Op basis van de uitslag van de scholierenverkiezingen, is de zetel voor de Piratenpartij dus nog ver weg. Maar de Piratenpartij toont zich onder de scholieren wel een blijvertje met potentie. Als de dames en heren Piraten de volharding hebben van de SP in de jaren '80 dan zit in de toekomst een zetel er wellicht in. Zeker ook omdat het hoofdthema van de partij een onderwerp is dat in de toekomst nog veel aandacht zal gaan krijgen en maatschappelijker steeds belangrijker zal gaan worden.
Die andere piraat, Geert Wilders, is onder de jongeren duidelijk op zijn retour. Hij zakt van 19 naar 12,6 %. Een uitslag die, met enige marge natuurlijk, vergelijkbaar zal zijn met de uitslag die Wilders morgen zal behalen. Dat voorspelt dat Wilders nog wel even zal blijven, maar dat hij tegelijkertijd niet zal doorgroeien vanuit de jongeren, naar de hoogten die hij nastreeft.
Triester gesteld is het met de Partij voor de Dieren. Die partij, die het bij de grote mensen redelijk lijkt de toen, komt bij de jongeren maar niet vooruit. De 5 % bij de scholierenverkiezingen is minder dan een procent meer dan 6 jaar geleden. Houden we rekening met de "paardenmeisjesbonus" die de partij bij de jeugd krijgt, dan zien we een partij die weliswaar op termijn op een paar zetels kan rekenen, maar waarvan geen toekomstige klappers verwacht kunnen worden.
Groen Links is onder de scholieren nu net zo groot als de PSP 35 jaar geleden. In 1998 scoorde de partij nog bijna 18 %, daar zijn er minder dan 4 van over. Net als de PVV scoort GroenLinks onder de jongeren vergelijkbaar met het volwassen deel van de bevolking. Gezien het verleden van de partij en haar voorlopers, geeft dit ook weinig hoop voor de toekomst voor wat ooit de hoop van links Nederland was. En ook de trend bij haar opvolger op de linkerflank, de SP, is niet zodanig dat we er een goede toekomst voor kunnen zien.
Kortom, als het CPB zich waagt aan voorspellingen over de economie in 2040, dan mogen wij ook wel een politiek doorkijkje maken. PvdA en VVD zijn er nog steeds. De partijen, die beiden zijn ontstaan in de geest van de bevrijding in 1945, gaan de eeuw overleven. De christelijke partijen spelen een rol in de marge, en D66 beweegt zich ergens tussen bijna verdwenen en groot succes, zoals de partij al vanaf de oprichting doet. Op de flanken zien we wat beweging van mogelijk SP, GroenLinks en PVV maar mogelijk ook andere die de plek innemen. De Partij voor de Dieren heeft, ondanks de fusie met de Boerenpartij, het niet overleefd. En dus ontstaat er de komende jaren voldoende ruimte voor nieuwe partijen. Ik ben benieuwd wie in dit tijdelijke gat springt.
Mijn kinderen zijn wel voor vrij downloaden, en dus hadden zij, als ze hadden kunnen meedoen, op de Piratenpartij gestemd.Van de ruim 16.000 basisschoolleerlingen deed dat uiteindelijk 2%. Als het echte verkiezingen waren, zou dat toch goed zijn voor 3 zetels. Maar ja, zoals de BBC-commentator altijd zei bij tussentijdse verkiezingen omdat er weer eens een parlementslid overleden was: "well it isn't a general election, but look at the swing if it was". Overigens kunnen de Zeerovers hier niet al te veel hoop uit putten: twee jaar geleden scoorden ze al ruim 1%.
Met alle respect voor de kleinsten onder ons, vind ik de uitslag van de scholierenverkiezingen toch net wat interessanter. Misschien omdat ik zelf politiek actief was in mijn scholierentijd (toen de wereld simpel was, in elk geval bij ons: was je links, dan stemde je PSP, was je rechts VVD en wist je het niet D66), maar ook omdat ik jaren lang met plezier aan scholieren les heb mogen geven. En deze uitslagen tonen, zeker ook in vergelijking met de verkiezingen van twee jaar geleden, een duidelijke trend naar de toekomst.
Laten we maar eens beginnen met het CDA. Deze partij, toch al niet populair onder jongeren, verliest wederom 1/3 van haar zetels en komt nu uit op 3 %. Ten opzichte van 2006, één schoolgeneratie later, is er nog een kwart van de aanhang over. Dat wat we in de echte verkiezingen ook gaan zien, zien we zich al bij de jeugd aftekenen. Het CDA, dat in mijn jeugd nog als een onneembaar bolwerk in het midden van de politiek leek te staan, heeft zijn zwanenzang bijna voltooid. Mogelijk heeft het CDA overigens wel enige last van de naam van zijn lijsttrekker: gezien de populariteit van de Piratenpartij, zal de associatie die zijn naam oproept met de auteursrechtenbeschermer het onder jongeren niet goed doen.
Met de Piratenpartij is meteen ook de meest opvallende partij van de scholierenverkiezingen genoemd. Althans, zo lijkt het. De partij kreeg de stem van bijna 11 duizend scholieren, ruim 9 %. Dat lijkt spectaculair, maar twee jaar geleden kreeg de Piratenpartij bijna 5 duizend stemmen, toen goed voor ruim 5 % van de scholieren, om bij de echte verkiezingen op 10 duizend te blijven steken. Op basis van de uitslag van de scholierenverkiezingen, is de zetel voor de Piratenpartij dus nog ver weg. Maar de Piratenpartij toont zich onder de scholieren wel een blijvertje met potentie. Als de dames en heren Piraten de volharding hebben van de SP in de jaren '80 dan zit in de toekomst een zetel er wellicht in. Zeker ook omdat het hoofdthema van de partij een onderwerp is dat in de toekomst nog veel aandacht zal gaan krijgen en maatschappelijker steeds belangrijker zal gaan worden.
Die andere piraat, Geert Wilders, is onder de jongeren duidelijk op zijn retour. Hij zakt van 19 naar 12,6 %. Een uitslag die, met enige marge natuurlijk, vergelijkbaar zal zijn met de uitslag die Wilders morgen zal behalen. Dat voorspelt dat Wilders nog wel even zal blijven, maar dat hij tegelijkertijd niet zal doorgroeien vanuit de jongeren, naar de hoogten die hij nastreeft.
Triester gesteld is het met de Partij voor de Dieren. Die partij, die het bij de grote mensen redelijk lijkt de toen, komt bij de jongeren maar niet vooruit. De 5 % bij de scholierenverkiezingen is minder dan een procent meer dan 6 jaar geleden. Houden we rekening met de "paardenmeisjesbonus" die de partij bij de jeugd krijgt, dan zien we een partij die weliswaar op termijn op een paar zetels kan rekenen, maar waarvan geen toekomstige klappers verwacht kunnen worden.
Groen Links is onder de scholieren nu net zo groot als de PSP 35 jaar geleden. In 1998 scoorde de partij nog bijna 18 %, daar zijn er minder dan 4 van over. Net als de PVV scoort GroenLinks onder de jongeren vergelijkbaar met het volwassen deel van de bevolking. Gezien het verleden van de partij en haar voorlopers, geeft dit ook weinig hoop voor de toekomst voor wat ooit de hoop van links Nederland was. En ook de trend bij haar opvolger op de linkerflank, de SP, is niet zodanig dat we er een goede toekomst voor kunnen zien.
Kortom, als het CPB zich waagt aan voorspellingen over de economie in 2040, dan mogen wij ook wel een politiek doorkijkje maken. PvdA en VVD zijn er nog steeds. De partijen, die beiden zijn ontstaan in de geest van de bevrijding in 1945, gaan de eeuw overleven. De christelijke partijen spelen een rol in de marge, en D66 beweegt zich ergens tussen bijna verdwenen en groot succes, zoals de partij al vanaf de oprichting doet. Op de flanken zien we wat beweging van mogelijk SP, GroenLinks en PVV maar mogelijk ook andere die de plek innemen. De Partij voor de Dieren heeft, ondanks de fusie met de Boerenpartij, het niet overleefd. En dus ontstaat er de komende jaren voldoende ruimte voor nieuwe partijen. Ik ben benieuwd wie in dit tijdelijke gat springt.
maandag 6 augustus 2012
Er zit een knop op je tv
Heel lang geleden, hadden wij thuis vijf tv-zenders: twee Nederlandse
en drie Duitse. Mijn oma, die naast ons woonde, had er zes: ook nog een
Belg. Dat kwam omdat mijn oma een bijzondere antenne had, die ook nog
in staat was om de Belg te ontvangen.
Wielrennen keek ik als het even kon bij mijn oma. Eerst omdat de Nederlandse zenders het niet uitzonden. Later omdat ik het Belgische commentaar prettiger vond dan dat van de Neel en, later, Smeets.
Dat was iets heel moois! De tv had een knop en je kon zelf bepalen waar je naar keek. Je kon het ding zelfs uit zetten. Doe Maar heeft daar nog ooit een leuk liedje over gemaakt.
Tegenwoordig hebben we internet. Ik weet niet hoeveel streams er zijn, maar de keuze is vrijwel oneindig. Zet er een beetje schotelantenne bij, en de wereld ligt open. En in die nieuwe tijd zijn er ineens Nederlanders die beginnen te zeuren over een van de mensen die op een van die vele streams zijn trui laat zien: Mart Smeets. Die zou niet goed zijn, en zelfs weg moeten.
Ik heb geen oordeel over Smeets. Maar wel over mensen die niet weten dat er een knop op de tv zit.
Wielrennen keek ik als het even kon bij mijn oma. Eerst omdat de Nederlandse zenders het niet uitzonden. Later omdat ik het Belgische commentaar prettiger vond dan dat van de Neel en, later, Smeets.
Dat was iets heel moois! De tv had een knop en je kon zelf bepalen waar je naar keek. Je kon het ding zelfs uit zetten. Doe Maar heeft daar nog ooit een leuk liedje over gemaakt.
Tegenwoordig hebben we internet. Ik weet niet hoeveel streams er zijn, maar de keuze is vrijwel oneindig. Zet er een beetje schotelantenne bij, en de wereld ligt open. En in die nieuwe tijd zijn er ineens Nederlanders die beginnen te zeuren over een van de mensen die op een van die vele streams zijn trui laat zien: Mart Smeets. Die zou niet goed zijn, en zelfs weg moeten.
Ik heb geen oordeel over Smeets. Maar wel over mensen die niet weten dat er een knop op de tv zit.
Abonneren op:
Posts (Atom)