“Iedere toekomstige accountant moet na de opleiding een wettelijke controle kunnen uitvoeren.” Dat is het uitgangspunt van onder meer SRA en Novaa. Volgens hen hoort de certificerende bevoegdheid voor de wettelijke controle van de jaarrekening bij het fundament van het vak. Maar ik vind dat we hier te lichtzinnig over spreken. We vergeten wat die bevoegdheid écht vraagt van de opleiding – in uren, in kosten en in organisatie.
Wat SRA en Novaa willen
SRA en Novaa pleiten ervoor dat iedere afgestudeerde accountant weer bevoegd wordt om wettelijke controles van de jaarrekening uit te voeren. Met andere woorden: elke nieuwe AA-accountant zou de handtekening moeten kunnen zetten onder een controleverklaring. Zij zien dit als onderdeel van een breed en toekomstbestendig profiel voor de mkb-accountant. Volgens hen is de accountant pas echt compleet wanneer hij of zij ook een wettelijke controle van de jaarrekening mag doen – ook als dat in de praktijk zelden voorkomt. Als ik hun argumentatie lees, klinkt het alsof deze versterking van het profiel alleen maar voordelen heeft: meer bevoegdheden, een breder inzetbare accountant, en daarmee een aantrekkelijker beroep. Maar er wringt iets. In hun enthousiaste pleidooi wordt nauwelijks ingegaan op een cruciale vraag: hoe gaan we ervoor zorgen dat al die nieuwe accountants in opleiding de benodigde controle-ervaring opdoen? Die vraag wordt door voorstanders afgedaan als een bijzaak of als “beren op de weg”.[1]
Controle-uren zijn de kern, geen detail
De certificerende bevoegdheid voor de wettelijke controle van de jaarrekening krijg je niet cadeau; daar staan strenge opleidingseisen achter. Europese regelgeving schrijft expliciet voor dat een toekomstige accountant een flinke dosis praktijkervaring in controles moet opdoen. Artikel 10 van de Europese Auditrichtlijn (2006/43/EG) bepaalt letterlijk: “Ter verkrijging van het op het examen te toetsen vermogen om de theoretische kennis in de praktijk toe te passen, wordt een ten minste drie jaar durende praktijkopleiding gevolgd die in het bijzonder de wettelijke controle van jaarrekeningen, geconsolideerde jaarrekeningen of soortgelijke financiële overzichten omvat. Deze praktijkopleiding wordt voor ten minste twee derden gevolgd bij een wettelijke auditor of een auditkantoor van een lidstaat.”[2]
Van 250 naar 1.500 uur assurance
De Commissie Eindtermen Accountantsopleiding (CEA) is duidelijk. Voor de RA – en voor accountants met certificerende bevoegdheid voor de wettelijke controle van de jaarrekening – geldt dat de praktijkopleiding 3.000 uur moet omvatten, waarvan minimaal 1.500 uur aan voorgeschreven werkzaamheden. Daarvan moet ten minste 75% (1.125 uur) bestaan uit wettelijke jaarrekeningcontroles en minimaal 10% (150 uur) uit overige assurance-opdrachten.[3] In de huidige AA-opleiding zonder certificerende bevoegdheid voor de wettelijke controle van de jaarrekening is de norm veel lager: studenten draaien ongeveer 250 uur aan assurancewerkzaamheden. Dat verschil – 250 tegenover 1.500 uur – is fors. Als de AA opnieuw bevoegd zou worden voor de wettelijke controle van de jaarrekening, dan moet die norm dus flink worden opgetrokken. Niet symbolisch, maar structureel: denk aan 1.000 tot 1.500 uur controlewerk als ondergrens.
Simulaties schieten tekort
Natuurlijk zijn er simulatieopdrachten. Ze zijn waardevol – ik werk er zelf ook mee – maar ze vergen intensieve begeleiding en zijn lastig op grote schaal in te zetten. Een goed uitgewerkte simulatie kan misschien 50 tot 100 uur aan leerervaring bieden, maar niet de honderden uren die nodig zijn om aan de Europese en CEA-normen te voldoen.
In andere landen wél gescheiden
Het is interessant dat in andere Europese landen die splitsing tussen de accountant en degene met certificerende bevoegdheid voor de wettelijke controle van de jaarrekening wél helder is gemaakt. In België mag alleen de bedrijfsrevisor wettelijke controles uitvoeren. In Duitsland geldt hetzelfde voor de Wirtschaftsprüfer.
Hoge kosten, weinig profijt
Een opleidingstraject met certificerende bevoegdheid voor de wettelijke controle van de jaarrekening kost al snel €25.000 extra per student.[4]
De AA is meer dan boekhouder
De discussie over de certificerende bevoegdheid voor de wettelijke controle van de jaarrekening raakt aan een fundamenteel punt: de AA is geen boekhouder. De AA is opgeleid en bevoegd om assurance-opdrachten uit te voeren die verder gaan dan het samenstellen van jaarrekeningen. Denk aan beoordelingsopdrachten (COS 2400) en opdrachten met betrekking tot toekomstgerichte informatie (COS 3400). Toch is er verwarring over wat een AA zonder deze bevoegdheid precies mag verklaren. In mijn artikel “AA-accountant zonder certificeringsbevoegdheid? Let op wat je tekent” heb ik al laten zien dat er risico’s ontstaan voor zowel de accountant als de klant.[5]
Laat de controle een bewuste keuze zijn
In plaats van een verplichte bevoegdheid voor iedereen, zouden we controlewerk een bewuste keuze moeten laten zijn. De certificerende bevoegdheid voor de wettelijke controle van de jaarrekening moet je verdienen, niet verplichten.
Voetnoten
1. Diana Clement (SRA) in: SRA teleurgesteld in voorstel herijking beroepsprofiel, Accountancy Vanmorgen, 11 maart 2025.
2. Richtlijn 2006/43/EG, artikel 10, lid 1.
3. CEA – Eindtermen praktijkopleiding RA: minimaal 3.000 uur praktijkervaring, waarvan minimaal 1.500 uur voorgeschreven werkzaamheden, waarvan 75% (1.125 uur) wettelijke controles en 10% (150 uur) overige assurance.
4. Interne raming o.b.v. extra begeleiding, stagedetachering en simulatievoorzieningen. Geschatte meerprijs: ca. €25.000 per student bij volwaardige controlecomponent.
5. Jurroen Cluitmans, “AA-accountant zonder certificeringsbevoegdheid? Let op wat je tekent”, Full Finance Consultants, 8 oktober 2024. https://www.fullfinance.nl/aa-accountant-zonder-certificeringsbevoegdheid/